Eten tegen allergieën
Als gevolg van het toenemend aantal allergische reacties, neemt ook het onderzoek dienaangaande toe. De orale weg blijft het belangrijkste kanaal om de ongecontroleerde reacties van het lichaam in toom te houden.
Sinds enkele decennia is het probleem van de allergieën meer en meer aan de orde. Het is een toenemend probleem. Ook al zijn er specifieke allergie- voorkomende diëten die een anafylactische shock en de ermee gepaard gaande chronische symptomen kunnen voorkomen, toch zijn deze niet in staat om de reacties als gevolg van een contact met allergenen te wijzigen. Het is vooral op dit laatste aspect dat diverse onderzoeken zich toespitsen. Zo worden de eventuele voor- en nadelen van pro- en prebiotica bij de preventie, maar ook bij de behandeling van allergische reacties meer en meer onderzocht. Ook de gentechnologie toont belangstelling voor dit probleem en werkt aan de modificatie van in de voeding aanwezig allergische bestanddelen. Anderzijds lijken de resultaten met betrekking tot de desensibilisering van voedingsallergieën veelbelovend te zijn.
Het kwaad met kwaad bestrijden
Een pilootstudie, uitgevoerd aan het Medisch Universitair Centrum van Duke en de Medische Faculteit aan de Universiteit van Arkansas, deed een onderzoek bij kinderen lijdend aan een van de meest voorkomende voedingsallergie bij kinderen: kippeneiallergie. Het opzet van hun onderzoek was na te gaan of een desensibilisering bij kinderen mogelijk is. Zo werden, onder medische begeleiding, zeven kinderen tussen 1 en 7 jaar die reeds allergische reacties vertoonden bij het eten van kippeneieren of producten waarin ze verwerkt zijn, aan een aantal tests onderworpen teneinde de tolerantiedosis te kunnen bepalen. Op basis van getolereerde hoeveelheden gaven de onderzoekers hen bereidingen op basis van eieren. Ze moesten deze dagelijks innemen, samen met andere voedingsmiddelen. Over een periode van twee jaar werden deze hoeveelheden om de twee weken verhoogd.
De resultaten zijn zeer bemoedigend. Na verloop van twee jaar en bij een dagelijkse inname, konden de meeste kinderen twee roereieren eten zonder dat er zich een allergische reactie manifesteerde.
De resultaten van een recente Franse studie, uitgevoerd door een team verbonden aan de Universiteit van Nancy, wijzen in dezelfde richting. De desensibiliseringstesten uitgevoerd bij kinderen, allergisch voor koemelk of kippenei, leidden tot dezelfde besluiten (2). Gezien het blijvend risico voor een anafylactische shock, die zich zelfs al bij zeer kleine hoeveelheden kan manifesteren, blijft voorzichtigheid evenwel geboden.
De belangstelling voor probiotica
Verschillende studies bevestigen de heilzame werking van de Lactobacillus GG bij hypergevoeligheid en intestinale ontsteking bij kinderen lijdend aan atopische dermatitis en voedingsallergie. Het onderzoeksterrein breidt zich alsmaar uit. Een studie, uitgevoerd in 2006, wijst op de preventieve effecten en positieve resultaten bij de behandeling van eczeem bij kinderen. Er kon evenwel geen positief resultaat vastgesteld worden bij de behandeling van respiratorische allergieën (3). Onlangs stelde een Australische studie de toediening van Lactobacillus acidophilus tijdens de eerste levensmaanden, met het oog op het instellen van een vroegtijdige preventie bij kinderen met een hoog allergisch risico, in vraag. Er kon inderdaad geen vermindering van het allergisch risico bij deze kinderen worden vastgesteld. Daarentegen kon worden vastgesteld dat de gevoeligheid voor allergenen bij kinderen die het probioticum kregen opgeheven werd (5).
Andere nieuwe pistes wijzen op een positief effect van probiotica. Bepaalde probiotica zijn met name in staat de allergieveroorzakende eiwitten aanwezig in bloem te hydroliseren (6). Volgens deze studie kunnen, door het toevoegen van het probioticum VSL#3 aan de gist, de eiwitten verantwoordelijk voor de allergische reacties bij de betrokken personen vernietigd worden.
De resultaten met betrekking tot de rol van probiotica bij allergische reacties, hoewel soms vaag en tegenstrijdig, zijn voldoende betekenisvol om verder onderzoek op dit vlak te rechtvaardigen.
Prebiotica tegen allergieën
Door hun invloed op het intestinale ecosysteem, kunnen ook prebiotica een positief effect uitoefenen bij atopie. Een Italiaanse studie, uitgevoerd bij muizen, testte de invloed van prebiotische samenstellingen van plantaardige oorsprong bij muizen allergisch voor ovoalbumine aanwezig in wit van ei. De muizen waren in staat immunoglobulines E (IgE) aan te maken na het inspuiten van ovoalbumine. De muizen die bij het experiment hoge IgE-waarden vertoonden kregen, via een peg-sonde, diverse preparaten toegediend: ovoalbumine; ovoalbumine en melk; een mengeling van ovoalbumine, ovoalbumine en melk; een mengeling van ovoalbumine, melk en prebiotische bestanddelen van plantaardige oorsprong. De resultaten toonden een lichte stijging van de plasmaconcentratie van ovoalbumine aan bij de gevoelige muizen die de mengeling met prebiotica kregen toegediend. Er kon ook een vermindering van de immunoglobulines E worden vastgesteld bij de muizen die de mengeling met prebiotica kregen toegediend in vergelijking met de melk-controle-groep (7). Een recente Japanse studie wijst ook in de richting van een positief effect van fructo-oligosacchariden bij de preventie van voedingsallergieën bij allergische kinderen (8).
Toekomst voor de GGO’s
Een onderzoeksteam verbonden aan de afdeling pediatrie van het Universitair Ziekenhuis in Geneve, bracht een genetische wijziging aan bij een stam van de Lactoccocus lactis. Hierdoor produceerde de bacterie een interleukine-10 met anti-inflammatoire eigenschappen die mogelijk een voedingstolerantie kan beïnvloeden. Testen bij muizen die deze gewijzigde bacteriestam oraal kregen toegediend, wijzen op een verminderd risico voor een anafylactische shock veroorzaakt door de voeding van de muizen en gaf aanleiding tot een significante daling van het IgE. De resultaten van dit onderzoek zouden ook bij patiënten met inflammatoire darmaandoeningen moeten uitgevoerd worden. Pas dan kan, dank zij het interleukine-10 aangemaakt door de gewijzigde Lactoccocus lactis, het einde van een overgevoeligheid bevestigd worden.
Nog steeds in het kader van de genetisch gewijzigde organismen legt de gentechnologie zich meer en meer toe op het aanmaken van voedingsmiddelen waarin de allergieveroorzakende bestanddelen afwezig of gewijzigd zijn. Zo heeft een Duits onderzoeksteam een tomaat ‘ontworpen’ waarvan één van de allergenen genetisch werd gewijzigd. De resultaten waren bevredigend, maar toch onvoldoende om de tomaat op de lijst van hypo-allergene voedingsmiddelen te plaatsen. Om zover te komen zouden ook alle andere allergenen in de tomaat moeten gewijzigd worden. Voldoende reden om verder onderzoek op dit domein aan te moedigen.
Franciane Lison en Nicolas Guggenbühl
Referenties
(1) http://www.eurekalert.org/pub_releases/2006-11/dumc-pss112206.php
(2) Allerg immunol (Paris) 2007 jan ; 39 (1) : 12-9
(3) Clin Exp Allergy. 2006 may ; 36 (5) : 568-76
(4) Clin Exp Allergy. 2006 Jul ; 36(7) : 899-906
(5) J Allergy Clin Immunol 2007 jan ; 119(1) :184-91. Epub 2006 oct 13
(6) J Food Prot. 2007 jan ; 70(1) :135-44
(7) J Allergy Clin Immunol. 2007 feb 19
(8) J Allergy Clin Immunol. 2006 nov ; 118 (5) : 1176-83. Epub 2006 sep