Het kan niet worden uitgesloten dat er effecten optreden onder de huidige waarde van de aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) van 50 µg/kg lichaamsgewicht per dag, voornamelijk wegens de hormoonontregelende eigenschappen van de stof. Onder deze omstandigheden, acht de HGR het als voorzichtig om de blootstelling aan BPA en aan andere hormoonontregelaars te verminderen, zelfs tot onder de waarde van de huidige ADI. Deze aanbeveling is in het bijzonder relevant voor zwangere vrouwen en zuigelingen.
Uit de beschikbare gegevens en buiten specifieke gevallen of beroepsmatige blootstelling, blijkt dat de inname via de voeding voor meer dan 90% verantwoordelijk is voor de totale blootstelling aan BPA voor bevolkingsgroepen van alle leeftijden. In gebruikelijke omstandigheden bedraagt de blootstelling aan BPA door tandmaterialen, inademen van huishoudelijk stof of huidabsorptie na contact met warmtegevoelig papier minder dan 5% van de totale blootstelling voor zuigelingen, kinderen en volwassenen.
Bij blootstelling via de voeding ligt het niveau meestal lager dan de huidige ADI. Bij deze gegevens wordt er echter geen rekening gehouden met het bereiden van voedsel (opwarmen en koken) voor verbruik, behalve voor zuigelingenvoeding.
Buiten polycarbonaat, een synthetisch polymeer dat BPA bevat, zijn er geen alternatieven voor dit materiaal die grondig onderzocht werden. Onder de alternatieven vinden we terug:
- polyethyleen tereftalaat (PET);
- polypropyleen (PP);
- polyethersulfon (PES) en polyfenylsulfon (PPSU);
- siliconen.
Sommige componenten van deze materialen kunnen naar de voeding migreren, het is dan ook belangrijk te benadrukken dat de doeltreffendheid en de veiligheid ervan zou moeten worden beoordeeld volgens een geavanceerde methodologie en de wetenschappelijke kennis.
Ook voor BPA bestaan er vele alternatieven die nog niet volledig werden onderzocht op hun toxicologische eigenschappen. Hetzelfde geldt voor talrijke andere contaminanten (vb. ftalaten, verhardingsstoffen voor inkt, enz.) waaraan de consument is blootgesteld. Daarom is het aangewezen om enerzijds “multi-contaminante” analysemethodes aan te bevelen, zodat een brede waaier van potentiële hormoonontregelende stoffen tegelijk kan worden gemonitord, en anderzijds ook biologische screenmethodes om de aanwezigheid op te sporen van tot hiertoe ongekende hormoonontregelaars.