Voor buitenstaanders blijft het moeilijk om het onderscheid tussen pre-, pro en synbiotica te begrijpen. In tegenstelling met een probioticum dat bestaat uit levende micro-organismen, is een prebioticum een voedingselement (hoofdzakelijk van het type oligosacchariden) met als basiseigenschap de groei van niet-pathogene bacteriën te bevorderen. Op deze wijze wordt de gezondheid van de gastheer gunstig beïnvloed. Een synbiotica is een combinatie van een prebioticum met één of meerdere probiotische stammen.
De groei stimuleren
Oorspronkelijk dacht met dat de functies van het colon zich beperkten tot absorptie van water en verwijderen van afvalmateriaal. Men beseft vandaag dat het colon een intelligent orgaan is. De aanwezige microbiële flora zou eveneens een grote rol spelen in de preventie van een aantal pathologieën. Een evenwichtige darmflora belet het binnendringen van pathogene bacteriën door vorming van een beschermbarrière, regelt de intestinale transit, stimuleert het immunitair systeem en fermenteert niet-verteerbare vezels met vorming van waardevolle vetzuren met korte ketens (zoals het boterzuur, dat gebruikt wordt als substraat door de colonocyten). De bacteriële populatie in het colon kan oplopen tot 1014 eenheden, wat 10 maal meer is dan het aantal cellen in ons lichaam. Van de 600 verschillende bacteriële stammen die de darmflora opbouwen, vertegenwoordigen de bifidusbacteriën interessante eigenschappen doordat ze de groei van potentieel pathogene bacteriën afremmen.
De wereld van de fructo-oligosacchariden
Inuline en oligofructose zijn koolhydraten met zeer speciale eigenschappen. Beide behoren tot de familie van de fructo-oligosacchariden, fermenteerbare vezels die in meer dan 36.000 plantsoorten voorkomen waar ze als energie-reserve fungeren. Inuline en oligofructose bestaan uit lineaire ketens van fructosemoleculen met een glucosemolecule als eindelement. Inuline heeft een langere polymerisatiegraad of ketenlengte dan oligofructose. Door zijn langere keten is inuline minder oplosbaar in koud water dan oligofructose waardoor in waterig milieu een gel wordt gevormd. Deze inulinegel bestaat uit een 3-dimensioneel netwerk van onoplosbare fijne partikels, die het mondgevoel van vet imiteert. Inuline wordt dan ook als vetvervanger gebruikt in melkproducten, dressings en desserten zonder smaak- of textuurwijzigingen te geven. Oligofructose heeft vergelijkbare eigenschappen als sucrose, is minder zoet en minder energierijk. Oligofructose wordt gebruikt in voedingsmiddelen als vezelrijk en energie-arm vervangmiddel voor sucrose.
Op industriële schaal wordt inuline gewonnen uit de cichoreiwortel. De cichoreiwortel bevat 15 tot 20% inuline en 5 tot 10% oligofructose. De extractie van inuline uit de wortel is vergelijkbaar met de suikerextractie uit de suikerbiet. De cichoreiwortel wordt gesneden en gewassen. Inuline wordt via een diffusieproces met warm water uit de wortel gehaald, daarna volgt het drogen van het extract.
Doel: het colon.
Inuline en oligofructose verbeteren de colonfunctie zoals trouwens andere vezels. Omwille van de werking op de darmflora verdienen inuline en oligofructose een klassering als prebioticum. De fecale bacteriële excretie kan onder invloed van inuline en oligofructose tot 50% stijgen. Onderzoek toonde aan dat de meeste stammen van bifidusbacteriën beter vermenigvuldigen onder invloed van inuline en oligofructose. Opmerkelijk is dat de toename aan bifidusbacteriën niet afhankelijk is van de toegediende dosis aan inuline, maar wel aan het initieel aantal aanwezige bifidusbacteriën in de feces. Hoe lager dit startaantal, hoe hoger de toename aan bifidusbacteriën.
Een verhoging van de biologische beschikbaarheid van calcium kan optreden na inname van inuline en oligofructose, een werking die nog moet bevestigd worden bij mensen. Een mogelijke uitleg ligt in de fermentatie van inuline door de darmflora met vorming van vetzuren met korte ketens. Een daling van de zuurtegraad van de darminhoud treedt op, waardoor geïoniseerd calcium gemakkelijker opgenomen wordt door passieve diffusie. Gezien inuline veel in melkproducten gebruikt wordt, is deze potentialisatie van de calciumopname een interessant aspect om de gevolgen van osteoporose te bestrijden.
Een beter stoelgang
Toevoegen van inuline kan leiden tot een daling van het voorkomen van obstipatie, een verhoging van zowel de frequentie en als het volume van de stoelgang. De verbetering van de stoelgang is te wijten aan verschillende factoren zoals een stijging van het fecaal materiaal, een verbeterde fermentatie van de darminhoud en een verbetering van de bacteriële werking. Per gram ingenomen inuline of oligofructose stijgt het gewicht van de stoelgang met 1.5 tot 2 gram. Inuline en oligofructose hebben eveneens een regulerende werking, waarbij een groter effect wordt waargenomen bij vrijwilligers met een natuurlijk lagere stoelgangfrequentie, dan bij vrijwilligers met een bijna normaal patroon.
Een mogelijke daling van het risico op colorectale kanker werd eveneens toegeschreven aan prebiotica. Aan de basis van deze werking liggen opnieuw de vetzuren met korte ketens die gevormd worden door bacteriële fermentatie. Voornamelijk boterzuur zou een celapoptosis kunnen induceren. Door het stimuleren van een evenwichtige darmflora, zouden de prebiotica enerzijds de werking van carcinogen kunnen beperken en anderzijds zorgen voor een verlaging van de zuurtegraad van de darminhoud. Beide condities kunnen een tumorontwikkeling ernstig afremmen.
Beïnvloeden van de bloedlipiden
Experimenteel onderzoek op proefdieren toont een daling aan van de bloedlipiden na inname van inuline en oligofructose. Deze hypothese is nog zeer controversieel bij mensen daar de daling van de bloedlipiden in studies vrij beperkt is. Deze cholesteroldaling zou een gevolg zijn van de gunstige werking van bepaalde vetzuren met korte ketens op de hepatische synthese van vetzuren. Een daling van zowel triglyceriden als van totale cholesterol werd waargenomen.
Deze resultaten van studies bij mensen zijn in contradictie met studies op dieren waar duidelijke dalingen van de bloedlipiden waargenomen werden. Een verklaring voor dit verschil kan liggen in het feit dat de hoeveelheid inuline en/of oligofructose die bij dieren gebruikt werd, opmerkelijk hoger lag dan bij studies bij mensen. Daar waar dieren tussen 50 tot 80 gram oligofructose per dag toegediend kregen, was dit slechts 10 tot 20 gram bij mensen. Het effect van dergelijk hoge dosering bij de mens is niet bekend, behalve dat gastro-intestinale klachten zoals opgeblazen gevoel, flatulentie en diarree kunnen optreden na inname van 30 gram per dag.
De variaties in studieresultaten kunnen eveneens te wijten zijn aan de verschillen in toedieningsvormen van inuline en oligofructose en aan interindividuele variaties in respons en in compliance, afhankelijk van de gastro-intestinale tolerantie.
Andere onderzoeken gaan de effecten na van inuline en oligofructose op de glycemische controle alsook op de eetlust. De eerste resultaten lijken veelbelovend, wat het enorm potentieel aantoont van een zeer eenvoudig voedingsmiddel: de cichoreiwortel...
Patrick Mullie
Dietist
|