.
 

 

Voedselpiramide opnieuw bekeken

Het model van de voedselpiramide wordt aanzien als de vaandeldrager om een evenwichtige voeding voor te stellen. De voedingswetenschap evolueert snel en de raadgevingen die ze geeft om zo de gezondheid te verbeteren moeten aangepast zijn aan de huidige prioriteiten. Ook de wijze waarop de boodschappen geïnterpreteerd, begrepen en onthouden worden is belangrijk. Mede om aan deze nutritionele ankerpunten tegemoet te komen werd de Voedselpiramide, een gezamenlijke realisatie van het Institut Paul Lambin (Houte Ecole Léonard de Vinci) en Diffu-Sciences, herzien.

Geen gebrek aan piramides. Meestal zijn ze ontworpen om een of ander voedingsmiddel van een bepaald merk in de verf te zetten. Het concept zelf van de voedselpiramide kent zijn voor- en tegenstanders. De voorstanders zien het als een ideaal educatief middel om duidelijk te maken waaruit een gezonde en evenwichtige voeding moet bestaan. De afbeelding van de voedingsmiddelen volstaat om aan te tonen dat er verschillende groepen van voedingsmiddelen zijn. Door de piramidale opbouw wordt het belang van de diverse groepen onderlijnd en hun onderling belang aangetoond. Sommige tegenstanders hebben vooral kritiek op het feit dat aan de groep graan- en zetmeelproducten te veel belang wordt gehecht.

Voor of tegen?

In het debat ‘voor’ of ‘tegen’ vindt men enerzijds de groep die de piramide gebruikt om geldende voedingsaanbevelingen in beeld te brengen en anderzijds zijn er de voorstander van de ‘low-carb’ voeding. Deze groep zweert bij een verlaging van de energieaanbreng door de koolhydraten, wat geheel in tegenstelling is met de nationale en internationale (WGO) voedingsaanbevelingen.

Spreken over kwantiteit … zonder cijfers

Gezien de voedingsaanbevelingen de laatste jaren geen grondige wijzigingen hebben ondergaan is ook de vorm en de structuur van de herziene piramide dezelfde gebleven. Het principe blijft eenvoudig : hoe groter het aandeel van de groep van levensmiddelen in de voedselpiramide, hoe groter ook het aandeel op het bord (of in het glas) moet zijn. Er zijn andere opties mogelijk, bijvoorbeeld volume of energiedensiteit weergeven. In de piramides waar gewichten worden aangegeven blijken het gemakkelijkst te zijn in het gebruik. Dergelijke piramide geeft wel een weerspiegeling van een evenwichtige voeding maar kan niet gebruikt worden in het kader van een of ander specifiek dieet. Om de boodschap te vergemakkelijken werden de hoeveelheden vervangen door het aantal keren dat voedingsmiddelen in de dagelijkse voeding voorkomen (de maaltijdmomenten), terwijl de meer precieze cijfers door diëtisten worden gebruikt.

Dagelijkse fysieke activiteit

Fysieke activiteit is het belangrijkste aanpasbaar compartiment met betrekking tot de verbruikte energie. Onze alsmaar toenemende inactieve levensstijl zorgt voor een behoorlijk onevenwicht tussen aanbreng en verbruik van energie. Een verhoging van de fysieke activiteit is een gezondheidsobjectief dat geldt voor iedereen en dat aan de voedingsaanbevelingen zou moeten gekoppeld worden (zonder het ermee te vermengen). De fysieke activiteit is evenwel niet in de voedselpiramide opgenomen omdat het een model is dat in de eerste plaats bedoeld is om het belang van de voeding aan te tonen.

De eerste en belangrijkste doelstelling is de dagelijkse fysieke activiteit te verhogen en niet te hopen van iedereen een topsporter te maken (wat uiteraard utopisch is). Overigens, de gezondheidsvoordelen van een dagelijkse fikse wandeling (en dit vijf keer per week) zijn beduidend hoger dan wanneer dezelfde hoeveelheid energie gespendeerd wordt door eenmaal per week één enkele maar intensievere activiteit te beoefenen. Men moet geen sporter zijn om een actieve levensstijl te hebben. Het is niet omdat iemand 1 of 2 maal per week aan sport doet dat hij de overige 5 of 6 dagen van de week helemaal niet meer hoeft te bewegen ! Het is belangrijk erop te wijzen dat de doelstelling haalbaar moet zijn. ‘Dagelijks bewegen’ uit zich in tal van dagdagelijks eenvoudige bewegingen : wandelen, de trappen oplopen of de hond uitlaten.

Water, zo veel men wil

De basis van de piramide wordt gevormd door dranken, met bijzondere aandacht voor de enige drank die fysiologisch onmisbaar is : water. Onder niet gesuikerde dranken verstaat men dranken waarin van nature geen suiker aanwezig is zoals koffie, thee, kruidenaftreksels, … of dranken zonder zoete smaak (hieronder worden de ‘lightdranken’ niet meegerekend). Hoewel koffie, ‘lightdranken’, … wel degelijk water aanbrengen zijn ze niet gelijkwaardige aan zuiver water (fles- of leidingwater), dat naar believen mag gedronken worden. Water als bevoorrechte drank gebruiken past ook nog in het kader van andere doelstellingen : de toename van het lichaamsgewicht verhinderen en de nadelige gevolgen van dien, kinderen smaken leren ontwikkelen.

Graan- en zetmeelproducten: meer volwaardig!

Graan- en zetmeelproducten vormen een belangrijk voetstuk van de nutritionele constructie. In een evenwichtige voeding zijn ze de belangrijkste bron van energie. Het is ook de ‘zwaarste’ groep, hij moet het meeste gewicht in het bord leggen. Over het algemeen wordt de aanbevolen hoeveelheid energie uit complexe koolhydraten zelden gehaald, reden temeer om het belang van deze groep van levensmiddelen in een evenwichtige voeding te onderlijnen. De belangrijke boodschap ‘bij iedere maaltijd’ heeft als doel dat deze familie in ieder van de drie hoofdmaaltijden vertegenwoordigd moet zijn. In tegenstelling met de vorige versie wordt in de herziene voedselpiramide binnen deze groep vooral de nadruk gelegd op het gebruik van volle graanproducten. Hun voordelen voor de gezondheid, in tegenstelling met hun geraffineerde gelijken, zijn onomstootbaar aangetoond.

Fruit en groenten

Meer fruit en groenten eten is één van de belangrijkste doelstellingen voor de volksgezondheid. Volgens de WGO zou de dagelijkse inname van groenten en fruit tussen de 400 en 800 g per dag moeten bedragen. Er wordt geen verdere verdeling tussen fruit en groenten gemaakt. Algemeen wordt aanvaard dat de verhouding groenten/fruit hoger dan 1 zou moeten zijn, vandaar dat het vak ‘groenten’ groter is dan het vak ‘fruit’.

Voor het merendeel van de bevolking is een dagelijkse inname van 400 g groenten en fruit een grote uitdaging. De boodschappen ‘5 keer per dag’ en ‘bij iedere maaltijd’ leidde in veel landen tot de slogan ‘5 per dag’. Dit komt overeen met 5 maal 80 g (eetbaar gedeelte) om zo tot 400 g te komen. De vermelding ‘5 keer’ verwijst ook naar de noodzaak van afwisseling binnen deze groep (fruit, groenten, rauwkost, …). Enkel de vermelding ‘bij iedere maaltijd’ verwijst niet naar deze noodzaak van afwisseling. Bij iedere maaltijd moeten groenten en fruit aanwezig zijn, bij voorkeur zelfs onder meer dan één vorm per maaltijd (groentesoep en fruit, rauwkost en gekookte groenten, … en/of onder de vorm van een tussendoortje).

De vakken in het gedrang?

Het vak graanproducten blijft onder die van groenten en fruit gerangschikt. Waarom ? Heel eenvoudig omdat hun aandeel (gemiddeld gewicht) in een evenwichtige voeding belangrijker is dan de 400 g groenten en fruit. Om tot 35 % energie uit zetmeelproducten te komen (wat een minimale doelstelling is) betekent dit in een voeding van 2000 kcal (vrouw met beperkte fysieke activiteit) volgende hoeveelheden : 350 g brood of 625 g gekookte deegwaren of 1.040 g aardappelen. Hoeveelheden die voor een vrouw met matige fysieke activiteit of voor een man, zelfs met beperkte fysieke activiteit (2500 kcal), groter zijn.

Zuivelproducten

Uit de berekeningen van de dagelijkse aanbreng van voedingsstoffen blijkt dat om aan de aanbevolen hoeveelheid calcium te voldoen tenminste twee maal per dag zuivelproducten (2 porties) op het menu moeten staan. Die leveren 900 mg calcium (de behoefte voor een volwassene). Is de ADH hoger, bijvoorbeeld voor adolescenten, vrouwen vanaf de menopauze of bejaarden, dan zijn dagelijks drie porties nodig om 1200 mg/dag te voorzien. Vandaar de aanbeveling ‘2 tot 3 per dag’, met dien verstande dat één van de porties onder de vorm van kaas moet zijn (dit onder meer om te voorkomen dat alle calcium afkomstig van zuivelproducten als gesuikerde melkproducten zou worden ingenomen).

Vlees, gevogelte, vis, eieren, vleeswaren

Deze bronnen van dierlijke eiwitten zijn nuttig, maar al te vaak worden ze in te grote hoeveelheden ingenomen. De boodschap ‘1 tot 2 maal per dag’ wijst op de dagelijkse noodzaak, maar dit betekent niet dat ze bij iedere maaltijd moeten aanwezig zijn (en dit in tegenstelling met graan- en zetmeelproducten of groenten en fruit).

Smeer- en bereidingsvet

Hier moet vooral op de kwantiteit gelet worden. Deze groep is wel noodzakelijk, maar moet met mate ingenomen worden. Afwisseling in de soort vetstoffen is ook van belang. Het is moeilijk, zoniet onmogelijk om in een paar woorden gedetailleerd het kwalitatief aspect van de vetstoffen uit te leggen, onder meer het belang van de omega-3 vetzuren. Dit moet het onderwerp uitmaken van bijkomende mondelinge of schriftelijke verduidelijkingen bij dit educatief model.

De ‘toemaatjes’

In deze groep zitten de voedingsmiddelen die, in tegenstelling met de andere families, niet noodzakelijk zijn voor een evenwichtige voeding. Meer zelfs: vaak maken ze de voeding onevenwichtig. Sommige gezondheidsmedewerkers zouden liever deze groep geschrapt zien uit de voedselpiramide, maar de toemaatjes zijn nu eenmaal een realiteit. Voor sommigen consumenten vallen ze bijzonder in de smaak, vandaar dat ze absoluut moeten ‘beheerst’ worden. In de toemaatjes zitten geen essentiële voedingsstoffen, ze worden enkel voor de ‘eet- en smaakgenoegens’ genomen (wat niet wil zeggen dat de producten uit de overige vakken van de piramide deze niet kunnen verschaffen). De term ‘toemaatjes’ wijst op het occasioneel karakter van de groep, ze hoeven niet per se, in tegenstelling met de andere groepen, bij iedere maaltijd ! Het verkleinwoord wijst ook op de kwantiteit : ‘kleine hoeveelheden’. Het is zeker niet de bedoeling om de ‘toemaatjes’ te stigmatiseren. Door ze met mate in te nemen is het nog perfect mogelijk een evenwichtige voeding samen te stellen. De vette en/of suikerrijke toemaatjes moeten met kennis van zaken benaderd worden.

Alcohol

De aanbevelingen in verband met alcohol blijven 0 tot 4 % van de totale energieaanbreng. In de praktijk betekent dit dat dagelijks 1 tot 2 glazen bier (type pils) of wijn toegelaten zijn. In de piramide wordt alcohol niet visueel afgebeeld, dit om het model voor een zo breed mogelijk publiek (kinderen) te kunnen gebruiken en niet enkel voor volwassenen.

Nicolas Guggenbühl
Diëtist, nutritionist



Google

Web
H&F.be