Door Nicolas Guggenbühl en Emmanuella Mollet
" HEALTH & FOOD " nummer 62, December/Januari 2003
|
Tot op heden werden leerproblemen, gedragsproblemen, concentratiestoornissen / hyperactiviteit (ADHD of Attention Deficit Hyperactivity Disorder), dyslexie en dyspraxie aanzien als aandoeningen behorend tot het domein van de psychiatrie. Tot voor kort heeft ook de voeding zich met deze problematiek ingelaten, al is het maar één van de pistes die bij deze multifactoriële aandoeningen betrokken is.
Leerproblemen blijken bij ongeveer 5 % van schoolgaande kinderen voor te komen. Volgens Alexandra Richardson (Universiteit van Oxford, Groot-Brittannië) wordt tot 20 % van de bevolking, zij het in verschillende mate, met deze stoornissen geconfronteerd. Deze aandoeningen kunnen geïsoleerd voorkomen, maar niet zelden kan er zich een tweede of zelfs een derde vorm van deze aandoeningen bij een zelfde persoon voordoen.
Het verhaal van de omega's
Het is gekend dat de twee essentiële vetzuren, met name linolzuur en alfa-linoleenzuur een essentieel bestanddeel uitmaken van de celmembranen. Ze zijn nodig voor de groei en ontwikkeling van alle weefsels en organen van het lichaam en spelen een rol in het immuniteits- en ontstekingssysteem en bij de voortplanting. Het alfa-linoleenzuur en zijn twee belangrijke afleidingen behorend tot de familie van de omega-3 vetzuren (EPA en DHA), zijn van groot belang voor de ontwikkeling van het zenuwstelsel en het behoud van de cerebrale functies.
Deze meervoudig onverzadigde vetzuren, alsook hun tegenhangers van de omega-6 familie, worden enerzijds gesynthetiseerd uit de twee hoger vernoemde essentiële vetzuren en worden anderzijds ook uit de voeding gehaald. Het archidonzuur (AA) en het docosahexaeenzuur (DHA) zijn essentiële structurele elementen van de hersenen en de ogen. Het eicosapentaeenzuur (EPA) en het dihomogamma linoleenzuur zijn minder belangrijk als structureel element, maar zijn noodzakelijk voor een goede hersenwerking.
EPA meer doeltreffend
Twintig jaar geleden werd reeds het verband tussen een tekort aan essentiële vetzuren en hyperactiviteit beschreven (1), wat toen een nieuwe wending aan de therapeutische behandeling ervan gaf. Sindsdien hebben tal van onderzoeken dit verband bevestigd. Zo blijkt uit een recente studie dat de concentraties aan meervoudig onverzadigde vetzuren (in het bijzonder aan AA, EPA en DHA) in het bloed lager zijn bij 53 kinderen met ADHD in vergelijking met een controlegroep van 43 kinderen (2). Een suppletie met EPA, DHA, GLA en AA blijkt bij de kinderen met tekorten aan essentiële vetzuren doeltreffend te zijn om de bloedwaarden te doen stijgen en de symptomen van ADHD te milderen. Wanneer enkel DHA wordt toegediend stelt men geen enkele verbetering vast. Dit werd in een gerandomiseerde, dubbel blindstudie bevestigd. Bij kinderen tussen 6 en 12 jaar oud met ADHA die gedurende vier maanden een DHA supplement kregen toegediend was het resultaat nihil. Bij de behandeling van ADHD staan EPA en DHA dus niet op gelijke voet. De rol van EPA bij de behandeling van aandachts- en cognitieve problemen is belangrijker dan die van het DHA.
Herkenningstekens
ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) is een gedragsstoornis bij kinderen gekenmerkt door verstrooidheid en/of hyperactiviteit en impulsiviteit. Deze kinderen hebben het moeilijk om zich te concentreren, een taak af te werken en zijn vrij turbulent.
Dyslexie kenmerkt zich door lees- en schrijfproblemen, los van een eventuele intellectuele of schoolachterstand. Er kunnen zich ook problemen met wiskunde voordoen.
Dyspraxie is een psychomotorische of psychosensoriële aandoening, gekenmerkt door een verminderd vermogen om dingen te voorzien en om sensoriële of motorische taken uit te voeren. Naar de buitenwereld toe vertonen deze personen een vreemd en ontredderd gedrag.
|
Duidelijke verschillen
Dyslexie gaat ook vaak gepaard met tekenen van tekorten aan meervoudig onverzadigde vetzuren waarbij er een verband blijkt te bestaan tussen de ernst van de aandoening en de graad van tekorten. Dit werd onder meer in een uitgebreide studie bij volwassenen met dyslexie bevestigd. De personen die de ergste tekenen van tekorten vertoonden (bovenmatige dorst, frequente urinelozing, ruwe of droge huid, doffe en droge haren, zachte en broze nagels) zijn ook diegenen die onder meer de grootste problemen hebben met lezen en schrijven (4).
“Talrijke publicaties, waaronder gerandomiseerde en gecontroleerde studies, wijzen op positieve resultaten bij ADHD en dyslexie wanneer supplementen van meervoudig onverzadigde vetzuren worden toegediend” aldus nog Alexandra Richardson. Daarbij blijkt duidelijk dat omega-3 supplementen (in het bijzonder EPA) betere resultaten opleveren dan omega-6 supplementen. Wellicht is dit te wijten aan het onevenwicht tussen de twee vetzuurfamilies, waarbij de aanwezigheid van omega-6 vetzuren de bovenhand heeft ten aanzien van de omega-3 vetzuren.
Vetzurenconversie
Voeding heeft dus ontegensprekelijk een invloed op de vetzurenstatus in het lichaam. Maar ook andere factoren kunnen een invloed hebben op deze status zoals: een probleem in de omzetting van essentiële vetzuren in lange vetzuurketens, een buitensporige afbraak van de lange vetzuurketens met veel dubbele bindingen of nog problemen bij het transport of de opname van vetzuren in de membranen.
Uit de essentiële vetzuren kan het lichaam nog langere vetzuren synthetiseren die nog meer dubbele bindingen bevatten (hoog onverzadigde vetzuren), maar die steeds binnen dezelfde families (omega-6 en omega-3 vetzuren) blijven. Om deze transformatie tot stand te brengen putten de twee families uit dezelfde voorraad enzymen. Een overmatig aanbod van één familie leidt tot tekorten bij de andere. Vandaar het belang, naast de absolute hoeveelheden, van een adequate verhouding tussen de aanvoer van omega-3 en omega-6 vetzuren.
Bepaalde factoren komen bij deze omzetting tussenbeide. Volgens Alexandra Richardson zijn er enerzijds constitutionele factoren zoals leeftijd, geslacht, allergieën, diabetes, maar ook de voeding en de leefstijl spelen een rol. Zo is een voeding, vervolgt de specialiste nog, rijk aan verzadigde vetten en transvetzuren schadelijk voor een goede conversie. Overmatig gebruik van koffie, alcohol en nicotinevergiftiging wordt eveneens met de vinger gewezen, dit geldt ook voor een tekort aan vitamines en mineralen, zink in het bijzonder. Of met andere woorden: het is niet voldoende dat de voeding voldoende essentiële vetzuren aanlevert, ook de processen die instaan voor de conversie moeten degelijk functioneren.
Bronnen van vetzuren
• Linolzuur (C18:2 n-6) bevindt zich in de meeste plantaardige oliën (zonnebloem, maïs, carthame, soja, teunisbloem, …) en de producten waarin ze verwerkt worden (margarine, dressing, …).
• Alfa-linoleenzuur (C18:3 n-3) zit in oliën afkomstig van koolzaad, lijnzaad, noten, tarwe- en sojakiem en de producten waarin ze verwerkt worden, alsook in bepaalde soorten eieren.
• EPA en DHA zitten vooral in vis, vooral in vette vis (makreel, zalm, sardines, haring, tonijn) alsook in visoliën.
• Archidonzuur is rijkelijk aanwezig in het dierenrijk (vlees, orgaanvlees, eieren, …).
• Alfa-linoleenzuur komt in niet zoveel producten voor. Men vindt het in oliën afkomstig van komkommerkruid, kersenpitten, teunisbloem.
|
Vetten anders bekeken
Uit het voorgaande blijkt dus niet enkel de aanvoer van MOVVZ belangrijk te zijn maar er zijn ook nog andere factoren die de vetzurenstatus beïnvloeden. Daar waar suppletie belovend is voor de therapeutische behandeling, blijft een gezonde evenwichtige voeding nog steeds een preventieve basisstelregel. Eens te meer is duidelijk dat de keuze van goede vetten van uitermate groot belang is. Dit houdt in: een beperkte inname van verzadigd vet ten voordele van onverzadigd vet met bijzondere aandacht voor omega-3 vetzuren.
In de praktijk betekent dit het inschakelen van plantaardige oliën (koolzaad, noten, lijnzaad, …) of voedingsmiddelen die omega-3 vetzuren bevatten; meer vette vis op het menu is hiervoor een zeer probaat middel.
De recente ontwikkelingen op het gebied van de veeteelt waarbij de vetsamenstelling van het voeder kan leiden tot minder verzadigd vet en meer onverzadigd vet, in het bijzonder omega-3, zal in de toekomst ongetwijfeld ook belangrijk zijn om aan de behoefte van essentiële vetzuren te kunnen voldoen.
Nicolas Guggenbühl en Emmanuella Mollet
Referenties
1.Colquhoun, Bunday. Medical Hypotheses 1981;7:673-9.
2. Stevens et al. Am J Clin Nutr 1995;62:761-768.
3.Voigt et al. J Pediatr 2001;139:189-96.
4. Taylor et al. Prostaglandins Leukotr Essent Fatty Acids 2000; 63 :75-78.
|