Door Patrick Mullie
" HEALTH & FOOD " nummer 62, December/Januari 2003
|
Tijdens het schooljaar 1999 - 2000 werd aan de hand van frequentielijsten, de opname aan fruit en groenten geregistreerd bij 5.000 Belgische jongens en meisjes tussen 12 en 15 jaar (1). Een portie groenten werd voor de adolescenten gedefinieerd als _ van een bord, een portie fruit als een appel van middelmatige grootheid.
De resultaten waren uitzonderlijk ... slecht!
Een op tien
Amper één mannelijke adolescent op tien neemt vier of meer porties fruit en groenten per dag, respectievelijk 10,0% voor Vlaanderen en 13,2% voor Wallonië. Voor vrouwelijke adolescenten bedraagt dit respectievelijk voor Vlaanderen 15,0% en voor Wallonië 14,6%. Eén mannelijke adolescent op vier in Wallonië (26,3%) en bijna één op vijf in Vlaanderen (19,1%) verklaart één tot minder dan één portie fruit en/of groenten per dag te nemen. Voor vrouwelijke adolescenten ligt dit voor Wallonië op 19,5% en voor Vlaanderen op 16,0%. Indien we de norm op drie stukken fruit en twee porties groenten per dag plaatsen, dan zien we dat slechts een zeer klein aantal van de adolescenten hieraan beantwoordt. Opmerkelijk was de daling van gezonde eetgewoonten tussen de leeftijden 14 en 15 jaar, en dit vooral bij vrouwelijke adolescenten. Zowel voor mannelijke als voor vrouwelijke adolescenten uit Vlaanderen en Wallonië scoren het technisch onderwijs en beroepsonderwijs veel minder goed, vooral wanneer de moeder lager onderwijs of minder volgde.
En nu?
Acties om de opname aan fruit en groenten te verhogen bij de jeugd moeten rekening houden met een aantal elementen. Er is uiteraard een verschil tussen het gebruik van fruit en groenten: fruitsoorten zijn meestal zoet en worden rauw gegeten, waardoor de consumptie mogelijk is als dessert of als tussendoortjes. Groenten worden rauw en gekookt genomen, meestal bij de maaltijden. Adolescenten kiezen doorgaans hun tussendoortjes, voor hun maaltijden zijn ze meer afhankelijk van ouders en scholen. Informatiecampagnes moeten hier rekening mee houden om efficiënt te zijn. Naast informatiecampagnes moet eveneens de beschikbaarheid van fruit en groenten verhogen. De daling van de consumptie van fruit en groenten tussen 14 en 15 jaar kan betekenen dat tijdens de adolescentie de eetgewoonten verslechteren. Informatiecampagnes op kinderleeftijd zouden dus niet voldoende zijn om gezonde eetgewoonten aan te leren: tijdens de adolescentie kunnen een deel van deze aangeleerde gedragingen verloren gaan.
Geenenkel functioneel voedingsmiddel heeft tot op heden bewezen de mortaliteit en de morbiditeit even positief te beïnvloeden als een dagelijkse portie fruit en groenten. Deze feiten zijn al meer dan 20 jaar wetenschappelijk bewezen, echter niet gekend door het publiek. Er worden jaarlijks enorme sommen geïnvesteerd in de promotie van minder gezonde voedingsmiddelen, er wordt zeer weinig geïnvesteerd in informatiecampagnes omtrent fruit en groenten. Dergelijke campagnes moeten eveneens een continuïteit kennen en aangepast zijn aan de doelgroeperingen. De gemiddelde Belg denkt dat zijn voeding ongezond is door dioxines, antibiotica, hormonen en pesticiden. Men vergeet dat fruit, groenten en verzadigde vetten de mortaliteit en morbiditeit veel meer zullen beïnvloeden.
Mullie Patrick
1. Mullie P et al. Tijdschrift voor Geneeskunde 2003;59:799-807 |