De vetten zijn in volle beroering, met als vaandeldrager, de omega-3 vetzuren. Het zijn vetzuren die ‘uit het water’ komen. Studies hebben immers aangetoond dat de Eskimo’s, die zich voornamelijk met producten uit de zee voeden, bijzonder goed beschermd zijn tegen cardiovasculaire aandoeningen, een ‘cardiobeschermd’ effect dat aan deze vetzuren wordt toegeschreven. Vandaag de dag blijft vis nog altijd de belangrijkste bron van omega-3 vetzuren, tenminste van de lange EPA en DHA vetzuurketens. Het is enkel in vette vissoorten dat ze aangetroffen worden (sardien, makreel, haring, paling) of in halfvette vis (zalm, heilbot, zalmforel, …). Maar ook voor deze in het water levende gewervelde dieren verandert de tijd … en een alsmaar groter wordend aandeel is tegenwoordig uit aquacultuur afkomstig. Zo kunnen kweekvissen, zoals zalm of forel, soms zeer veel … maar soms ook zeer weinig omega-3 vetzuren bevatten. De kwantiteit wordt bepaald door de hoeveelheid plantaardige oliën of visoliën waarmee ze gevoed werden. Dit is een belangrijk gegeven, al wordt daarvan op geen enkele verpakking van zalm melding van gemaakt.
Talrijke familie
Paradoxaal genoeg werd de groep van de ‘zichtbare’ vetten lange tijd uit het omega-3 vetzuren verhaal uitgesloten. Het is pas sinds enkele jaren, na meer dan een decennium heerschappij van de olijfolie en haar enkelvoudig onverzadigde vetzuren, dat daar enige kentering is in gekomen. Oliën rijk aan omega-3 vetzuren (lijnzaad, koolzaad, noten, mengeling van oliën, …) doen tegenwoordig veel van zich spreken en ook smeervetten op basis van deze oliën maken hun intrede. Deze producten brengen evenwel slechts één omega-3 vetzuur aan, het alfa-linoleenzuur, tenzij er ook visoliën werden aan toegevoegd (bronnen van EPA en DHA) of algen (DHA).
Ook in andere producten zoals eieren, melk, vlees en gevogelte zijn de omega-3 vetzuren aan een veelbelovende loopbaan begonnen. Door het toedienen van omega-3 rijke zaden (bijvoorbeeld van geëxtrudeerd lijnzaad) kan het vetprofiel van een ganse reeks dierlijke producten positief bijgestuurd worden. Ook experimenten om brood te verrijken met omega-3 rijke zaden zijn volop aan de gang.
Tal van ander producten surfen mee op de golf van de omega-3 rage. Blijft de vraag waar dit zal eindigen? Zo zijn er al vruchtensappen te vinden verrijkt met omega-3 !
Een voor allen ?
Achter de zichtbare zijde van de omega-3 vetzuren, de verpakking van de producten, verbergen zich belangrijke verschillen aangaande de samenstelling van de producten. Zo is de vermelding ‘omega-3’ niet erg duidelijk. Het is bijvoorbeeld onmogelijk hieruit af te leiden of er één of meerdere omega-3 vetzuren in aanwezig zijn. Het wordt nochtans alsmaar duidelijker dat de drie soorten omega-3 vetzuren (ALA, EPA en DHA) complementair zijn aan elkaar en tegelijkertijd in de voeding moeten aanwezig zijn.
Naast de aard van de omega-3 vetzuren kan ook de vermelde hoeveelheid aanzienlijk verschillen. Zo bevatten een omega-3 rijke olie of margarine of gekweekte vis gevoed met visolie of zelfs gewoon met noten, beduidend meer omega-3 vetzuren dan de hoeveelheden die in mager rood vlees of in melk afkomstig van een ‘lijnzaadketen’ terug te vinden zijn.
“Rijk aan” of “bron van” ?
Vanaf wanneer mag de nutritionele bewering “rijk aan omega-3 vetzuren” op een voedingsmiddel vermeld worden ? In afwachting dat daaromtrent in ons land duidelijke afspraken worden gemaakt, baseren we ons op de aanbevelingen uit het rapport gepubliceerd door het Afssa (Agence française de sécurité sanitaire des aliments) van 10 juli 2003. Deze aanbevelingen gaan uit van het principe dat de aanwezige hoeveelheid een significante fysiologische cardiovasculaire invloed moet hebben.
De minimale hoeveelheden, uitgedrukt in percentage van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden (ADH), komen perfect overeen met het voorstel van de Europese richtlijn aangaande nutritionele beweringen. Deze houdt voor dat minimum 15 % van de ADH is goed voor de vermelding “bron van” en minimum 30 % van de ADH is goed voor “rijk aan”. Hierbij moet evenwel rekening gehouden met het feit dat voor wat het percentage betreft dit niet refereert naar de Belgische ADH maar naar de Franse ANC (apports nutritionnels conseillés).
Aanbevolen voedingsaanbevelingen voor omega-3 vetzuren |
Bewering |
% van ADH |
ALA voor 100 g of 100 ml of 100 kcal |
DHA voor 100 g of 100 ml of 100 kcal |
Bron van omega-3 vetzuren |
min.15 % |
min. 300 mg |
min. 18 mg |
Rijk aan omega-3 vetzuren |
min. 30 % |
min. 600 mg |
min. 36 mg |
Naast de kwantitatieve voedingsbeweringen heeft de Afssa-werkgroep zich ook over de functionele en gezondheidsbeweringen gebogen. In de eerste plaats moet het product beantwoorden aan de criteria van niveau 1, te weten : voldoen aan de voorwaarden voor de vermelding “bron van …” of “rijk aan…”. Vervolgens moet het verband tussen linolzuur (LA) en de omega-3 vetzuren (ALA, EPA en DHA) kleiner of gelijk zijn aan vijf. De omega-3 vetzuren zijn vertegenwoordigd onder de term “equivalent ALA”, gebaseerd op een bioconversiefactor van tien tussen enerzijds ALA en EPA, DHA anderzijds.
Wanneer in een product de vetten minder dan eenderde van de totale calorische waarde vertegenwoordigen, mag het een bewering van niveau 2 dragen, te weten : “het draagt bij tot het herstellen van het evenwicht met betrekking tot de omega-3 vetzuren”. Voor producten die meer vet bevatten, mag deze bewering enkel gebruikt worden wanneer het aandeel van de verzadigde vetzuren beperkt is (max. 30 % van de vetzuren).
Voor het hart ?
Wanneer er één domein is waar de heilzame werking van omega-3 vetzuren werden aangetoond, is het wel in verband met het cardiovasculair systeem. Maar ook hier moet zeker met de hoeveelheden en de nutritionele context rekening gehouden worden. Zo kan een boter afkomstig van een ‘lijnzaadvoedercircuit’ weliswaar over een beter vetprofiel beschikken in vergelijking met een gewone boter, maar om aan deze lijnzaadboter heilzame cardiovasculaire eigenschappen toe te kennen ….
Om een weldoend effect van een goede cardiovasculaire werking op te eisen moet een voedingsmiddel enerzijds aan de twee voorgaande beweringen voldoen en anderzijds niet meer dan 150 mg cholesterol per 100 g of ml bevatten. Wanneer het hieraan voldoet mag het de functionele bewering “omega-3 vetzuren zorgen voor een goede werking van het cardiovasculair systeem” dragen. De Afssa-werkgroep is van oordeel dat zeker met het totale voedingslandschap rekening moet gehouden worden en vindt dat een specifieke voedingsevaluatie slechts vereist is wanneer het nutritioneel belang betwistbaar is.
Porties als valstrik
Dit systeem biedt als voordeel dat het bakens uitzet die een correcte wetenschappelijke communicatie mogelijk maakt, wat evenwel ook zijn beperkingen heeft. Neem bijvoorbeeld de richtlijnen met betrekking tot verrijking van voedingsmiddelen. Hier wordt de minimale aanbevolen hoeveelheid steeds uitgedrukt in verhouding tot 100 g product (of 100 ml of 100 kcal). Dit is niet altijd relevant, zeker in geval er een aanzienlijk verschil kan zijn tussen de geconsumeerde portie en 100 g van het product. Zo kan en mag een smeermargarine wel de bewering “bron van omega-3 vetzuren” dragen, maar wanneer daarvan slechts 10 g op twee sneetjes brood gesmeerd wordt dekt dit slechts 1.5 % van de ADH, wat vanuit voedingsoogpunt quasi van geen betekenis is. Om het aandeel van een voedingsmiddel als ‘eerlijke’ bijdrage tot de omega-3 vetzuren behoefte te aanzien is het daarom geraadzaam de hoeveelheden tot hun werkelijk geconsumeerde porties terug te brengen en dit altijd in het kader van een evenwichtige voeding.
Nicolas Guggenbühl
Diëtist voedingsdeskundige |