.
 

Archieven> N°72 > artikel
<< previous next >>

Kinderen, aan tafel !

Een kind een evenwichtige voeding voorzetten, zonder al te veel van zijn/haar grilletjes in te willigen, lijkt de dag van vandaag een lijdensweg te zijn. Ook reclame beïnvloedt de voeding van onze lieverdjes. Enkele praktische raadgevingen...

Door Nicolas Rousseau

" HEALTH & FOOD " nummer 72, September 2005

het artikel drukken

Het is een klassiek verhaal: het maaltijdritueel, een ogenblik van hemels geluk tijdens de eerste levensmaanden, neemt op latere leeftijd vaak de allures van een robbertje vechten aan. Neofobie is een normaal verschijnsel in de ontwikkeling van het kind. De meeste kinderen maken deze periode door en de intensiteit van dit fenomeen is in die periode groter dan bij volwassenen. Tussen drie en zes jaar leidt dit tot een minder grote variëteit van ingenomen levensmiddelen met een specifieke afkeer voor groenten en fruit. Vanaf wanneer moet men zich zorgen maken? Wanneer zijn/haar weigering tot het innemen van voedsel gepaard gaat met andere stoornissen (bedwateren, agressiviteit, melancholie) of wanneer zijn/haar groeicurve niet meer normaal verloopt. De praktijk leert evenwel dat wanneer ouders enkele praktische raadgevingen meekrijgen vrij vlug uitstekende resultaten verkregen worden.

Opvoeding thuis

Een Brits onderzoeksteam startte onlangs een interventiestudie ‘aan huis’ (1) waarbij zowel ouders als kinderen (ongeveer 150 kinderen tussen twee en zes jaar oud) aan deelnamen. Deze gecontroleerde studie wilde de invloed van het herhaaldelijk in contact komen met de smaak van een bepaalde groente nagaan en dit in vergelijking met het geven van een nutritionele informatie. In een controlegroep werd geen interventie gepland. In de groep ‘blootstelling’ (groep 1) werd aan de ouders gevraagd over een periode van twee weken dagelijks een testgroente aan hun kinderen voor te zetten en deze te laten proeven. Aan de ‘informatie’ groep (groep 2) werd aan de ouders het belang van vijf porties groenten en fruit per dag verduidelijkt. Dit gebeurde door het geven van informatiebrochures en praktische raadgevingen om het eten van groenten en fruiten door hun kinderen te stimuleren. In de ‘controle’ groep (groep 3) tenslotte ontving iedere familie enkele raadgevingen in verband met gezonde voeding bedoeld voor kinderen. Na twee weken werd de toestand geëvalueerd.

Blootstelling is doeltreffend

Het resultaat was opmerkelijk : in groep 1 (blootstelling) steeg de appreciatie voor de groente significant naar het einde van de test toe, terwijl dit in groep 3 (controle) minder uitgesproken was. In groep 2 (informatie) werd helemaal geen wijziging vastgesteld. Meer nog, na twee weken was de testgroente zelfs de lievelingsgroente geworden bij 30 % van de kinderen uit groep 1, terwijl dit slechts 5 % was in groep 3 en 2 % in groep 2. Het percentage kinderen tenslotte dat vrijwillig de testgroente op zijn/haar bord schepte steeg in groep 1 van 47 naar 77 %. In de twee andere groepen waren de resultaten niet significant. De kinderen van groep 1 waren ook de enige die een grotere portie van de testgroente namen. De resultaten van dit onderzoek laten duidelijk zien dat bij herhaaldelijk voorzetten van nieuwe voedingsmiddelen aan kinderen de afkeer ervoor naar aanvaarding kan omgebogen worden. Opmerkelijk zijn de minst goede resultaten bij groep 2. Weten is dus blijkbaar niet voldoende om te doen …

Publiciteit en consumptiemaatschappij

Een ander heikel punt in verband met zwaarlijvigheid bij kinderen is de publiciteit voor voeding bedoeld voor kinderen. Voor het eerst toonden onderzoekers aan de Universiteit van Illinois belangstelling voor de voedingssamenstelling van producten die in publicitaire spots aangeprezen worden tijdens kinderprogramma’s op de grote Amerikaanse ‘networks’. Over een periode van vijf weken werd het reclameaanbod, bedoeld voor kinderen tussen 6 en 11 jaar oud, geanalyseerd en dit in de tijdsspanne tussen 7 en 10 uur ’s morgens. In totaal werden in de studie 1 424 publicitaire spots weerhouden, waarvan er 426 betrekking hadden op voedingsmiddelen, of 10.26 publicitaire reclameboodschappen voor een voedingsmiddel per uur tv-programmatie. Het forum bevatte onder meer tekenfilms zoals ‘SpongeBob’ of de Amerikaanse Star Academy versie van ‘American Idol’. Voor de nutritionele evaluatie maakten de onderzoekers gebruik van de voedingsetiketten van de producten die in de promotionele slogans aan bod kwamen.

Geen echte verrassingen

Zoals enigszins te verwachten was maakten snoepgoed, chocolade, suikerwaren en gesuikerde dranken het grootste deel uit van de publicitaire aankondigingen (44 %). Op het totaal van alle reclameboodschappen bedroeg het aandeel voor fast-food restaurants 34.2 %. De grote aankondigers waren onder meer ‘Burger King Kids Meal Chicken tenders’, ‘McDonald’s Happy Meal french fries’ ‘Jell-O Pudding bites (chocolate and vanilla)’ en ‘Wendy’s Kid’s Meal crispy chicken nuggets’. Toch wel opmerkelijk om dergelijke reclameboodschappen tijdens de vroege ochtendprogramma’s te programmeren…

De auteurs van de studie maakten volgende schatting: een dagvoeding van 2 000 kcal samengesteld met de aangeprezen producten overschreed ruimschoots de dagelijkse aanbevelingen voor zout en suiker (ongeveer het equivalent van een koffietas). Hoewel het moeilijk is met enige nauwkeurigheid te bepalen hoeveel kinderen dergelijke eetgewoontes overnemen, kon, nog steeds volgens de auteurs van de studie, wel degelijk worden aangetoond dat hoe intensiever de blootstelling aan dergelijke reclameboodschappen hoe sterker het aankoopgedrag van deze producten beïnvloed wordt. Tv-verslaafde kinderen zullen dan ook veel gemakkelijker dit gedrag aannemen dan kinderen die slechts sporadisch tv kijken.

Een gedeelde verantwoordelijkheid

Het onderzoek gaat ook een stap verder en wijst erop dat reclameboodschappen voor snacks veel frequenter voorkomen dan spots waar een ontbijt of andere maaltijden van de dag aan bod komen. De publiciteit voor brood, zuivelproducten, fruit en groenten maakt een belachelijk klein percentage uit en nagenoeg geen enkele aankondiging verwijst naar gezonde voeding (met uitzondering van de steeds weerkerende verwijzing naar ‘natuurlijke’ ingrediënten). Hoewel het voorbeeld van de Amerikaans televisie, waar reclame heer en meester is, niet helemaal representatief is voor de Belgische of zelfs de Europese situatie, moet dit toch als een alarmsignaal aanzien worden. De gemakkelijkste reactie is ongetwijfeld de voedingsindustrie als zondebok aan te wijzen. De auteurs van de studie vragen zich terecht af of dit wel de juiste houding is. Wellicht leidt een constructief debat met alle partners van onze samenleving tot een betere aanpak van dit probleem.

Spijts een intensieve en goed werkende marketing en het feit dat de ganse voedingssector vragende partij is om een duidelijk standpunt en een grotere verantwoordelijkheid in te nemen, blijft het aandeel van de ouders om het voedingsgedrag van het gezin te bepalen ontegensprekelijk de doorslaggevende factor. Enkel de ouders kunnen doeltreffende voedingsvoorlichting geven en hun kinderen aanmoedigen meer fysiek actief te zijn. Ze kunnen bijvoorbeeld het aantal uren tv-kijken aan banden te leggen. Het is een opvoedkundige uitdaging waaraan ook door Nationaal Voedingsprogramma, dat eerstdaags in België start, aandacht zal moeten besteden.

Nicolas Rousseau
Diëtist, voedingsdeskundige

Bronnen
Wardle J- EGEA congres 2005, van 18 tot 21 mei, Montecitorio Eventi, Rome, Italië
Harisson K et al. Am J Public Health 2005 ; 95(9) : 1568-74

hoog van bladzijde

<< previous

Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés