Door Nicolas Rousseau
" HEALTH & FOOD " nummer 79, Oktober November 2006
|
In verband met maagdarmproblemen zijn er zo goed als geen medische geheimen meer. Toch zijn de oorzaken van de ongemakken zeer divers en complex, wat maakt dat er jaarlijks toch nog tal van personen door getroffen worden. Hun frequentie en het verband tussen gezondheid van de darmen en voeding opent een aantal nieuwe perspectieven bij de behandeling van de ongemakken door de voeding. Er zijn nieuwe inzichten wat betreft de rol van voedingsvezels, zonder evenwel die van pre- en probiotica te vergeten. De laatste jaren is hieromtrent intensief onderzoek verricht.
Vezels : met water vormen ze gas ?
Tot voor enkele jaren dacht men dat het effect van de voedingsvezels zich enkel beperkte tot hun 'stool-bulking' of ballast-effect. De eigenschappen van de onoplosbare vezels, aanwezig in volle graanproducten, zouden hiervoor verantwoordelijk zijn. Door een eenvoudige mechanische werking versnellen ze de darmtransit en onttrekken ze water aan de ontlasting. De mening onder wetenschappers omtrent vezels is de laatste jaren grondig gewijzigd. De aanwezigheid van oplosbare vezels (in haver, tarwe, rogge, ...), resistent zetmeel en vooral die van prebiotica (inuline, oligofructose, galacto-oligosacchariden, lactulose, lactitol, ...) hebben het vezellandschap behoorlijk dooreen geschud. Zo weet men nu dat deze voedingsstoffen eerder een regulerende functie hebben en, in functie van de intestinale motiliteit, de darmpassage versnellen of vertragen. In de dunne darm worden ze niet verteerd, ze zijn echter wel fermenteerbaar en worden zo door toedoen van de bacteriële darmflora afgebroken. Resultaat : bij volwassenen leidt dit tot een wisselende toename van de stoelgangmassa die positief gecorreleerd is met de snelheid van de darmtransit.
Het regulerend effect komt door diverse werkingsmechanismen tot stand, zoals het osmotisch vermogen, een toename van de bacteriële biomassa, het stimuleren van de darmmotoriek door eindproducten van de fermentatie (zoals bijvoorbeeld korte vetzuurketens), en een verhoogde vocht- en natriumabsorptie in de proximale darm. Een gevolg van de fermentatie van prebiotica is onder meer gasvorming in de darmen (H2, CH4, CO2). Dit kan tot klinische ongemakken leiden die zich uiten in opgeblazen buik, oprispingen, buikpijn, ... symptomen die doorgaans beperkt blijven. Overigens wordt door sommigen deze gasvorming aanzien als de mogelijke startfactor van de versnelling van de darmtransit. Kortom, alles wijst erop dat om een ontsporing van de darmtransit te voorkomen het absoluut noodzakelijk is vezelrijke voedingsmiddelen in te nemen, waarbij variatie troef is om zo maximaal hun regulerende en synergetische werking aan bod te laten komen.
Yoghurt en 'superyoghurt' !
Yoghurt is een welkome bondgenoot wanneer de darmen niet optimaal functioneren. Nochtans zijn er andere bacteriestammen dan de klassieke yoghurtbacteriën die veel doeltreffender werken. Zo leidt, in vergelijking met de inname van een klassieke yoghurt, de inname van yoghurt waarin de stam Biffidus essensis aanwezig is vanaf de 15de dag tot een opmerkelijke vermindering van de darmtransittijd. Uit een recente Finse studie blijkt dat een diëtetische benadering in diverse opzichten actief kan zijn. De opzet van de studie was na te gaan in welke mate de inname van roggebrood samen met yoghurt waarin Lactobacillus GG (LGG) is verwerkt, een invloed heeft op de darmwerking en de snelheid van de darmpassage. In totaal werden 59 geconstipeerde, in goede gezondheid verkerende vrouwen in vier groepen ingedeeld en werd hen volgende voeding voorgezet : groep (1) roggebrood, groep (2) roggebrood + yoghurt met LGG, groep (3) yoghurt met LGG + vezelarme toasten en (4) een controlegroep. Gedurende zes weken werd de darmpassagetijd gecontroleerd en werd aan de vrijwilligers gevraagd in een dagboek enkele gegevens bij te houden zoals : de frequentie en de consistentie van de ontlasting en eventuele gastro-intestinale problemen. Resultaat : in groep 1 (roggebrood) stelden de onderzoekers een statistisch significante toename van de intestinale transitsnelheid vast, alsook van de frequentie en de consistentie van de ontlasting. In deze groep verliep de ontlasting gemakkelijker in vergelijking met de andere groepen. De inname van de vrij grote hoeveelheid roggebrood ging evenwel met kortstondige darmongemakken gepaard, ongemakken die aanzienlijk minder waren in de groepen waar roggebrood samen met een probioticum werd gegeten.
Welk probioticum voor welk type van diarree ?
De behandeling van acute diarree vereist doorgaans geen doorgedreven medische behandeling. Gezien diarree aanleiding kan geven tot aanzienlijk vochtverlies moet in de eerste plaats dehydratatie voorkomen worden. Dit kan door het oraal toedienen van een rehydraterende wateroplossing, van een antidiureticum en (in geval van buikpijn) van een antispasmodicum. In ernstige gevallen (koorts, bloed in de stoelgang, overvloedige diarree) is een medische opvolging absoluut noodzakelijk. Het heropstarten van een normale voeding moet zeer langzaam gebeuren en deze bevat bij voorkeur yoghurt die er voor zorgt dat het evenwicht van de darmflora vlug hersteld wordt. Deze algemene raadgevingen moeten evenwel individueel aangepast worden om een haalbare voeding te kunnen samenstellen waarbij probiotica als therapie worden ingeschakeld. In het licht van de positieve resultaten die de laatste jaren bij de behandeling van diverse vormen van diarree met probiotica werden behaald, zou kunnen verondersteld worden dat alle probiotica dezelfde doeltreffendheid hebben. Dit is evenwel niet zo: een aantal fundamentele regels moeten hierbij in acht genomen worden, zoals de gebruikte probiotische stam, de doelgroep (volwassenen of kinderen), het protocol van de klinische trial en het diarree veroorzakend agens. Een recent gerandomiseerd, dubbelblind placebogecontroleerd onderzoek onderlijnt nog eens het belang van dit laatste aangehaalde aspect. De resultaten verkregen bij 230 kinderen ouder dan twee jaar, tonen aan dat de behandeling met het probioticum Lactobacillus paracasei (STII) alleen maar doeltreffend is bij de behandeling van diarree die niet het gevolg is van een infectie door het Rotavirus. Een sprekend bewijs dat niet alle probiotica over dezelfde kam mogen worden geschoren.
Constipatie en mythes
Een in 2005 gepubliceerd overzicht van de medische literatuur wijst er op dat er bij de behandeling van constipatie heel wat misverstanden bestaan. Zo wordt onder meer gewag gemaakt van de uitzonderlijke rol van geslachtshormonen die een invloed zouden hebben op de darmfuncties tijdens de menstruele cyclus, met uitzondering wellicht tijdens de zwangerschap. Hypothyroïdie kan aanleiding geven tot constipatie, maar gezien het zeldzaam voorkomen van deze hormonale aandoening moet het verband sterk gerelativeerd worden. Vreemd genoeg kon tot op heden nog geen afdoend bewijs worden geleverd dat door een verhoogde vochtinname constipatie kan gemilderd worden of dat een toestand van dehydratatie tot constipatie leidt. Deze vaststelling onderlijnt nog maar eens de complexiteit van het gegeven en de noodzaak om constipatie door een globale aanpak van de voeding te behandelen. Het wordt ook alsmaar duidelijker dat fysieke activiteit ontegensprekelijk de darmtransit gunstig beïnvloedt. Eens te meer een aanwijzing dat fysieke activiteit als een nieuwe essentiële voedingsstof moet worden aanzien ...
Nicolas Rousseau
Diëtist, voedingsdeskundige
Referenties
Hongisto SM et al., Eur J Clin Nutr. 2006 Mar;60(3):319-24.
Sarker SA et al., Pediatrics 2006, 116(2): e-221-8
Muller-Lissner SA, Am J Gastroenterol. 2005 Jan;100(1):232-42.
|