.
 

Archieven> N°103 > @rtikel
article précédent image suivante

Rol van voeding tijdens het verouderingsproces

Voeding en gezondheid zijn nauw met elkaar verbonden. Voeding, gekoppeld aan fysieke activiteit, is voor de bejaarde een doorslaggevende factor voor de goede werking van diverse fysiologische functies, alsook ter preventie van bepaalde pathologieën zoals osteoporose of sarcopenie.

Een gezonde botmassa is onder meer bepalend voor de zelfstandigheid van bejaarden en een verminderd risico op botfracturen. De voedingsaanbevelingen en de preventie van botfracturen bij het vallen beperken zich momenteel nog te veel tot supplementatie van calcium en vitamine D. Nochtans blijken andere factoren zoals de eiwitstatus en fysieke activiteit zeker even belangrijk om deze problemen te voorkomen.

Vitamine D en spiermassa

Vitamine D receptoren (VDR) komen tot voor in het musculair spierweefsel van de mens. Met het vorderen der jaren vermindert het voorkomen van de VDR en dit los van de spiermassa. Preklinisch onderzoek bij knaagdieren toont aan dat bij directe eliminatie van VDR de spiervezels in de achterste ledematen verzwakken en wijzigen. Dit doet vermoeden dat de VDR een belangrijke fysiologische rol spelen in de ontwikkeling van de spiermassa en het normaal functioneren ervan en rechtvaardigt een vitamine D supplementatie.

De fysiologische verklaring van de vitamine D supplementatie is dat het 25-hydroxyvitamine D, een bio-indicator voor de vitamine D status, leidt tot een novo-eiwitsynthese, wat een positief effect heeft op de aanmaak van spierweefsel. Daartegenover staat dat spierzwakte een aanwijzing kan zijn van ernstige tekorten aan vitamine D. In twee functionele studies werd het verband tussen de 25-hydroxyvitame D status en de werking van het musculoskeletaal systeem onderzocht. Bij de onderzoeken waren 4.100 in de gemeenschap levende ambulante senioren, ouder dan 60 jaar, betrokken. Uit de resultaten blijkt dat een niveau van minstens 40 nmol/l 25-hydroxyvitamine D bij alle senioren, actief of niet actief, borg staat voor een goed musculoskeletaal functioneren.

Dubbele preventie van het risico op botbreuk

De invloed van vitamine D en het risico op botbreuk is tweeërlei: enerzijds wordt het risico op vallen beperkt en anderzijds verbetert de botdensiteit. Uit twee meta-analyses blijkt dat de dosis van vitamine D supplementatie hierbij doorslaggevend is. Voor de valpreventie blijkt een dosis van 700 tot 1.000 IE/dag noodzakelijk te zijn, terwijl voor de preventie van heupfracturen een minimale dosis van 400 IE voldoende blijkt te zijn.

Uit de resultaten van wetenschappelijk onderbouwde en grootschalige meta-analyses blijkt dat het valrisico bij ouderen en het risico op niet-vertebrale of heupbreuken opmerkelijk daalt bij een dagelijkse supplementatie van 700 tot 1.000 IE vitamine D. De voordelen van deze supplementatie met vitamine D bij senioren blijven gehandhaafd, ongeacht de duur van de behandeling en de combinatie met calciumsupplementatie.

Spiermassa en ouder worden

Het verouderingsproces gaat gepaard met een progressief verlies van musculoskeletaal weefsel en verminderde spierkracht, sarcopenie genaamd. Dit leidt tot een verminderde functionele capaciteit en een toegenomen risico op de incidentie van chronische aandoeningen. Dit metabool verlies bij bejaarden houdt verband met een afname van het aantal spiervezels in het algemeen en van de type 2 spiervezels in het bijzonder. Daarenboven is het aantal satellietcellen gedaald, wat een belangrijke factor blijkt te zijn in de etiologie van musculaire type 2 atrofie, gepaard gaande met leeftijdsgebonden musculair verlies.

Dit verlies aan musculoskeletaal weefsel is te wijten aan een verstoring van de regulatie van de eiwitturnover. Dit leidt tot een onevenwicht tussen de musculaire eiwitsynthese en de afbraak ervan. Aangenomen wordt dat, gezien er geen verschil is in de basale spiereiwitsynthese bij jongeren en bejaarden, de respons op de spiereiwitsynthese bij senioren minder gevoelig is voor de belangrijkste anabole stimuli afkomstig uit de voeding en van fysieke activiteit. De verminderde voedingsgerelateerde respons van de spiereiwitsynthese wordt als een doorslaggevende factor aanzien voor de leeftijdsgebonden verminderde spiermassa.

Spiereiwitsynthese beïnvloedende factoren

De verklaring voor een verminderde spiereiwitsynthese bij bejaarden kan door een aantal factoren verklaard worden, zoals: een wijziging in de absorptie en vertering van de eiwitten, splanchnische extractie, hormonale post-prandiale respons, musculaire perfusie of nog een verstoring van de musculaire eiwitsignalisatie.

Om het probleem van de afgezwakte eiwitsynthese bij bejaarden aan te pakken werden reeds diverse behandelingen uitgeprobeerd. Zo werd onder meer het gehalte aan leucine in de voeding verhoogd teneinde de afgezwakte respons op te krikken. Zelfs met een supplementatie van 7,5 g per dag waren de resultaten teleurstellend. Niettemin blijkt een gelijktijdige inname van eiwitten, koolhydraten en leucine, bij zowel jonge als oudere mannen, gekoppeld aan een dagelijkse fysieke activiteit, de synthese van spiereiwitten doeltreffend te verhogen. Ook kon worden aangetoond dat de opname en absorptie van een eiwithydrolysaat, in vergelijking met een natief eiwit, bij ouderen gunstiger zijn. Dit zou leiden tot een verhoogde aanwezigheid van beschikbare aminozuren in de eiwitten van de skeletspieren.

Beweging en voedselinname

Het inlassen van langdurige uithoudingsoefeningen blijkt een doeltreffend therapeutische strategie te zijn met het oog op de toename van de musculaire skeletmassa en de functionele prestaties bij senioren te verbeteren. Door de fysieke inspanningen zou het aantal specifieke type 2 vezels in de omringende celmassa toenemen en zou de postprandiale eiwitsynthese eveneens toenemen. Langdurige fysieke inspanningen leiden evenwel tot een eiwitafbraak in het hele lichaam. Wanneer de eiwitaanbreng ontoereikend is na fysieke inspanningen blijft de netto eiwitbalans evenwel negatief. Nochtans blijkt dat bij gezonde bejaarden die voldoende voedingseiwitten innemen, een supplementaire eiwitinname voor en na een periode van oefeningen geen aanleiding geeft tot een toename van de hypertrofie van de skeletspieren tijdens een periode van langdurige fysieke activiteit.

Alexandre Dereinne, diëtist

Références:

Nestlé Nutrition Institute. The Role of Nutrition and Functionality in Ageing. Wetenschappelijk dossier 2009
http://www.nestlenutrition-institute.org
Engelstalig artikel geraadpleegd in april 2010.


Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés