Kan de voeding het risico op de ziekte van Alzheimer verminderen of het verloop van de ziekte beïnvloeden? Die vraag werd onlangs onrechtstreeks gesteld op het congres van het European College of Neuropsychopharmacology in Amsterdam begin van de maand september. Op deze grote beurs van psychofarmacologie komen vorsers samen van diverse fundamentele wetenschappen, biologen, farmacologen, psychologen, psychiaters en neurologen. Tussen de deelnemers werd daar een enorme hoeveelheid informatie uitgewisseld.
Om terug te komen op de oorspronkelijke vraag over de ziekte van Alzheimer: het antwoord is ja, in ieder geval wat betreft de risico’s op de ziekte. En dat is niet moeilijk om te begrijpen als we denken aan de risicofactoren van de ziekte van Alzheimer. Er bestaan klassieke factoren zoals gevorderde leeftijd, familiale voorbeschikking en genetisch drager zijn van bepaalde allelen van apoproteïne E4. Die factoren kunnen natuurlijk niet worden veranderd. Maar er zijn er andere die wel kunnen worden gewijzigd en die gedeeltelijk met de voeding te maken hebben. Dat zijn cardiovasculaire aandoeningen (arteriosclerose, in het bijzonder ter hoogte van de hersenbloedvaten, arteriële hypertensie, hypercholesterolemie, obesitas, diabetes, hyperhomocysteïnemie, roken, depressie en traumata aan het hoofd. We zien hier onmiddellijk op welke factoren de voeding kan gericht worden.
Nog een opmerking over de cerebrale arteriosclerose: meer en meer wordt de vraag gesteld – en er bestaat een duidelijke trend om te bevestigen dat het zo is – of de ziekte van Alzheimer en vasculaire dementie niet een en dezelfde aandoening zijn.
Aluminium werd eveneens met een beschuldigende vinger gewezen en met name aluminium in bladeren voor het verpakken van sommige voedingswaren. Er zijn verdedigers van die hypothese maar de bewijzen dienen nog te worden bevestigd. Aan de andere kant is het ook waar dat nooit werd bewezen dat aluminium onschadelijk is in de pathogenese van de ziekte van Alzheimer.
Er zijn ook beschermende factoren die eveneens dikwijls verband houden met de voeding. We vermelden hier een hoog opleidingsniveau, fysieke activiteit, een actieve levensstijl (netwerk van sociale relaties), alcohol (ja, maar in matige hoeveelheden), antioxidanten, visoliën en koffie. Op farmacologisch vlak zijn er goede redenen om aan te nemen dat statines en corticosteroïden eveneens een beschermende functie zouden hebben. De levensstijl, waarin de voeding een belangrijke plaats bekleedt, speelt een ontegensprekelijke rol bij het risico op de ziekte van Alzheimer.
Heel wat studies ondersteunen de bovenvermelde gegevens en we vermelden er hier enkele van als voorbeeld. De CAIDE STUDY werd werd uitgevoerd in North-Carolina. Daarin werden mensen van gemiddeld 50,4 (± 6) jaar gevolgd. Die mensen werden gevolgd tot een gemiddelde leeftijd van 71 jaar en sommigen van hen tot nog oudere leeftijd. Uit deze studie is gebleken dat een BMI hoger dan 30 en een systolische bloeddruk hoger dan 140 mm Hg twee belangrijke risicofactoren waren. Het verband tussen het cholesterolgehalte en het risico op ziekte van Alzheimer lijkt niet eenduidig en het zouden vooral de concentraties op middelbare leeftijd (40 - 60 jaar) zijn die het meest in verband zouden staan met een verhoogd risico. Maar er werd ook aangetoond dat de verzadigde vetten het risico doen toenemen terwijl de onverzadigde vetten het doen dalen.
Koffie heeft een goed gekende farmacologische werking. In de meeste studies daarover wordt een gunstig effect aan koffie toegeschreven maar dan dienen nog de ingenomen hoeveelheden correct te worden bepaald en dat is moeilijk. De zaken worden nog ingewikkelder aangezien in enkele studies geen verband kon worden aangetoond. De hypothese werd geopperd dat het effect van koffie op het risico van ziekte van Alzheimer een interactie zou kunnen hebben met het fenotype. Dat zou dan de enigszins niet eenduidige resultaten van de studies kunnen verklaren.
Kan de voeding nu bijdragen tot de preventie? Ongetwijfeld maar ze dient geïntegreerd in een globale levensstijl. Het is zeker het geheel van goede gewoonten dat ervoor zorgt dat men beter bewaard blijft dan de anderen. En als we het bij die goede gewoonten hebben over de voeding, moeten we ons niet beperken tot een of ander voedingsmiddel: het is de totale manier van voeding waar we rekening moeten mee houden. We mogen niet vergeten dat de ziekte van Alzheimer multifactorieel is en dat het geen zin heeft slechts een factor te veranderen en de anderen te verwaarlozen. Dat is een « déjà vu », maar het is de beste aanpak.