Op 4 en 5 november 2010 werd in Parijs het eerste wereldcongres “Olfaction and Issues”(International Society of Antioxydants in Nutrition and Health) gehouden. Een van de onderwerpen die tijdens het congres aan bod kwam was: verminderde reukzin bij bejaarden en hoe kan hun eetlust en welzijn verbeterd worden.
Het reukslijmvlies is in het bovenste gedeelte van de neusholte gelegen en bevat een groot aantal reukreceptoren, in wezen bipolaire neuronen, die deel uitmaken van het centraal zenuwstelsel. De reukreceptoren bevatten reukhaartjes die geurstoffen detecteren uit de ingeademde lucht. Deze geïnduceerde impuls wordt via zenuwvezels naar de reukbol in de hersenen doorgegeven. Pas dan wordt een geurstof waargenomen. Om bij het inademen een stof te kunnen ruiken moeten de chemische reukbestanddelen aanwezig in het product vluchtig, water- en vetoplosbaar zijn.
Smaak en geur zorgen ervoor dat we voedingsmiddelen aangenaam (of onaangenaam) vinden en waardoor de eetlust gestimuleerd (afgeremd) wordt. Deze twee zintuiglijke waarnemingen nemen evenwel af bij het ouder worden.
Uit een studie die enkele jaren geleden werd uitgevoerd blijkt dat meer dan 60% van de senioren tussen 65 en 80 jaar en meer dan 80% van hen ouder dan 80 een significante terugval kent van de geur- en smaakgewaarwording. Ter vergelijking blijkt dat slechts 10% van de populatie jonger dan 50 jaar dergelijke terugval vertoont ten aanzien van deze twee zintuiglijke waarnemingen.
Uit onderzoek bij een populatie van bejaarden blijkt verder ook dat een verminderde reukgewaarwording ook een verminderde eetlust voor gevolg heeft. Hierdoor is het gevaar voor ondervoeding bij deze leeftijdsgroep reëel.
Naast deze specifieke vaststelling kon empirisch worden vastgesteld dat bejaarden met een verminderde smaak- en geurgewaarwording ook geneigd zijn om minder gevarieerd te eten. Ze stellen hun voeding zeer monotoon en eenzijdig samen, wat op lange termijn tot tekorten aan micro- en macronutriënten kan leiden. Een verklaring voor een vermindering van deze zintuiglijke waarnemingen is niet onmiddellijk te geven. De verminderde smaakgewaarwording kan het gevolg zijn van een aftakeling van de smaakpapillen, een verminderde reukgewaarwording is mogelijk het gevolg van een wijziging van het reukepitheel of van de reukreceptoren en zenuwbanen die de impulsen naar de reukbol in de hersenen moeten doorgeven. Bepaalde aandoeningen zoals, de ziekte van Parkinson of de ziekte van Alzheimer, hebben mogelijk ook een negatieve invloed op de reukzin. Bij deze groep van personen moet er ook rekening mee gehouden worden dat ze vaak (veel) medicatie innemen, wat naast de secundaire effecten van deze behandelingen, ook dikwijls gepaard gaat met een verlies aan smaak- en geurgewaarwording.
De prevalentie van ondervoeding bij bejaarden is relatief hoog. Studies tonen aan dat wanneer aandacht besteed wordt aan een betere smaakervaring van het ingenomen voedsel, de voedingstoestand significant beter wordt en het lichaamsgewicht ook beter op peil wordt gebracht en gehouden. Doordat ze hun voeding beter proeven en ruiken, krijgen ze ook meer trek in voedsel, wat hun voedingsstatus verbetert. Hieronder enkele voedingsraadgevingen om het probleem van reuk- en smaakproblemen verhelpen.
In de eerste plaats moet nagegaan worden of eventuele ziekten de oorzaak zijn van de smaak- en/of geurproblemen en hoe deze snel en doeltreffend kunnen behandeld worden. Het bijsturen van een endocrinologische ontregeling, door inname van passende hormonen, kan bijvoorbeeld bijdragen tot een betere smaakbeleving. Het is ook belangrijk infecties en ontstekingen van de slijmvliezen in de mond en neusholte te behandelen omdat deze, zoals gekend, geur- en smaakperceptie negatief beïnvloeden.
Bepaalde medicatie of radiotherapie kan leiden tot een droge mond en zo onrechtstreeks tot verlies van smaakgewaarwording. In dergelijke gevallen kan men zijn toevlucht nemen tot het gebruik van artificieel speeksel of medicatie die de speekselvorming stimuleert, om zo de secundaire ongewenste effecten te voorkomen. Het kan ook nuttig zijn na te gaan of de noodzakelijk ingenomen medicatie geen geur- of smaakstoornissen veroorzaakt en, indien mogelijk, de inname ervan kan stopgezet worden of vervangen worden. In ieder geval moet de patiënt geïnformeerd worden over het feit dat het opnieuw herstellen van de smaak- en geurzin niet gegarandeerd is en de eventuele verbetering weken of zelfs maanden kan uitblijven.
Het is ook belangrijk voedings- en dieetadviezen te geven aan deze patiënten. Zoals onder meer goed kauwen, waardoor de vluchtige geur- en smaakbestanddelen gemakkelijker vrijkomen en de speekselproductie gestimuleerd wordt; stoppen met roken; (intensiever) gebruik maken van kruiden (andere dan zout); bij de bereiding van het voedsel niet aarzelen om kwistig gebruik te maken van kruidentuiltjes, aromatische kruiden en specerijen.
Anderzijds mag ook het psychologisch aspect bij patiënten leidend aan smaak- en geurproblemen niet verwaarloosd worden. Het is belangrijk er hen op te wijzen dat dit probleem helemaal niet gevaarlijk is en dat zij zeker niet de enige zijn die met dit probleem geconfronteerd worden. Bij sommige patiënten is het zelfs aangewezen een psychologisch onderzoek te doen en in bepaalde gevallen kan een aangepaste behandeling wenselijk zijn.
Tenslotte een ander belangrijk aspect is er op te wijzen dat bejaarden met een verminderd reukvermogen er goed aan doen gas- en rooksensoren te laten plaatsen. Zo kan het verhoogd gevaar als gevolg van hun verminderde reukgewaarwording enigszins beperkt worden.
Referenties:
Ahmed T, Haboubi N. Assessment and management of nutrition in older people and its importance to health. Clin Interv Aging. 2010 Aug 9;5:207-16.
Artikel
Engelstalig artikel geraadpleegd in november 2010.
Leopold D, Holbrook E, Noell C. Disorders of Taste and Smell. E-medicine. Juin 2009.
Artikel
Engelstalig artikel geraadpleegd in november 2010.
Physiologie du goût et de l’olfaction. Faculté de médecine et de pharmacie de Marrakech.
Artikel
Franstalig artikel geraadpleegd in november 2010.
Wattendorf E, Welge-Lüssen A, FiedlerOlfactory K. Impairment Predicts Brain Atrophy in Parkinson’s Disease. The Journal of Neuroscience, December 9, 2009 29(49):15410–15413
Artikel
Engelstalig artikel geraadpleegd in november 2010.
Wilson R, Arnold S, Schneider J. Olfactory Impairment in Presymptomatic Alzheimer’s Disease. Annals of the New York Academy of Sciences 2009; 1170: 730–735.
Artikel
Engelstalig artikel geraadpleegd in november 2010.