Coeliakie of glutenintolerantie is een auto-immune pathologie die letsels veroorzaakt van de mucosa van de dundarm en een atrofie van de darmvilli. De rechtstreekse gevolgen van deze aandoening zijn malabsorptiestoornissen. Door het volgen van een glutenvrij dieet is een klinische en histologische verbetering binnen korte tijd wel mogelijk.
De prevalentie van coeliakie nam spectaculair toe in de loop van de laatste decennia. Die toename is deels te wijten aan het feit dat de opsporingstechnieken aanzienlijk zijn verbeterd, vooral bij mensen met lichte of atypische symptomen.
Tegenwoordig zou deze pathologie voorkomen bij ongeveer een percent van de meeste Europese bevolkingen. Maar de sterke stijging van de prevalentie van coeliakie in de loop van de laatste jaren kan niet alleen maar worden verklaard door de efficiëntere opsporing. In verschillende studies werd immers een werkelijke toename van de prevalentie aangetoond. In Finland bijvoorbeeld is de prevalentie verdubbeld op 20 jaar tijd met een stijging van één naar twee percent van de populatie.
Om dergelijke plotse stijging te verklaren dienen we vooral te zoeken naar omgevingsfactoren eerder dan naar genetische factoren. De prevalentie van deze pathologie is immers in een relatief korte periode toegenomen.
De klinische verschijnselen van coeliakie zijn talrijk en wisselend. Coeliakie kan zowel asymptomatisch zijn als een waaier van symptomen veroorzaken gaande van chronische diarree met gewichtverlies en anemie, extreme vermoeidheid tot herpetifomre dermatitis.
Glutenintolerantie kan ook gepaard gaan met bepaalde leverstoornissen. Het meest frequente verschijnsel (20-40% van de gevallen) is hypertransaminasemie met niet specifieke histologische veranderingen in de biopsie.
De symptomen van coeliakie zijn praktisch identiek bij kinderen als bij volwassenen. Maar bij kinderen dient bijzondere aandacht geschonken aan gewichtsverlies, groeiachterstand en laattijdige puberteit die een weerspiegeling kunnen zijn van een niet behandelde coeliakie.
Op klinisch vlak onderscheiden we twee vormen van coeliakie: typische en atypische
Zodra de diagnose met zekerheid is gesteld, berust de behandeling op het weglaten van gluten uit de voeding. Het is dan ook belangrijk de coeliakiepatiënt te leren de etiketten op voedingswaren te lezen en vooral de lijst van ingrediënten waarop bij wet dient vermeld te zijn of het product al dan niet sporen van gluten bevat.
Graanproducten die gluten bevatten zijn tarwe, spelt, rogge en gerst en de derivaten daarvan met uitzondering van zetmeel op voorwaarde dat dit voldoende is gezuiverd. Over haver bestaat onenigheid. In tal van studies werd de onschadelijkheid van haver aangetoond. Maar omwille van het besmettingrisico bij het oogsten (wisselculturen waarbij tarwekiemen kunnen groeien in een haverveld), blijft men beter voorzichtig. Bovendien werden ook zeldzame gevallen van intolerantie voor haver gemeld.
Het kan moeilijk zijn om gluten in de voeding te vermijden (brood, pasta, ontbijtgranen, bloem,...). Gelukkig bestaat er in de handel een gamma producten met het certificaat « zonder gluten » zodat iedereen met een glutenintolerantie een « normaal » leven kan leiden. In een traditionele voeding zijn er ongeveer 20 gram gluten per dag aanwezig. Een product zonder gluten dient er minder dan 20 mg per 100 g van te bevatten of minder dan 10 mg gliadine per 100 g.
Indien een strikt glutenvrij dieet wordt gevolgd, verbeteren en verdwijnen de symptomen en de risico’ s op complicaties en daalt het risico op geassocieerde auto-immune aandoeningen.
Onder dat dieet verdwijnen de symptomen binnen enkele dagen tot zes maanden terwijl de antilichamen meestal aanwezig blijven tot een jaar na het begin van het dieet of zelfs langer. De darmmucosa herstelt (bijna) volledig binnen gemiddeld een jaar (sneller bij kinderen dan bij volwassenen).
Het probleem van tolerantie is delicaat. De klinische tolerantie voor gluten is inderdaad niet noodzakelijkerwijze een weerspiegeling van wat er gebeurt op niveau van de darmmucosa. Bovendien kan de gevoeligheid wisselen of zelfs verschillen van moment tot moment.
Bij mensen met een glutenintolerantie maar die asymptomatisch zijn kunnen we ons terecht afvragen of een glutenvrij dieet noodzakelijk is. Toch is het belangrijk hiermee te beginnen bij deze mensen om het optreden van symptomen en complicaties te voorkomen. Een ander argument is dat de ervaring op het terrein heeft geleerd dat sommige mensen denken dat ze asymptomatisch zijn maar zich veel beter voelen na het starten van een glutenvrij dieet.
Indien een strikt glutenvrij dieet wordt gevolgd, verbeteren en verdwijnen de symptomen en de risico’ s op complicaties en daalt het risico op geassocieerde auto-immune aandoeningen.
Kinderen volgen een glutenvrij dieet meestal beter dan volwassenen. Maar het onderbreken van het dieet komt veel voor tijdens d e adolescentie. In studies hierover werden diverse situaties aangetoond. Ofwel is er bij die ado-lescenten een snel herval op klinisch vlak en hernemen ze zelf hun dieet. Ofwel voelen ze zich langere tijd goed. In die tweede groep zijn er bij wie in de biopsie een asymptomatisch herval is aangetoond dat dient te worden behandeld en anderen bij wie histologisch een remissie werd aangetoond die min of meer lang kan aanhouden. Bij een bepaald aantal gevallen kan de oorspronkelijke diagnose verkeerd blijken.
Referenties:
Kaukinen K, Lindfors K, Collin P, et al. Coeliac disease, a diagnostic and therapeutic challenge. Clin chem. Lab Med 2010; 48(9): 1205-16.
@rtikel
Artikel in het Engels, geraadpleegd in februari 2011.
Jadoul G. Considérations générales sur la maladie coeliaque. Extraits de la conférence du Dr P. Gruselle lors de l’assemblée générale de la Société Belge de Coeliaquie 2004.
@rtikel
Artikel in het Frans, geraadpleegd in februari 2011.