De wetenschappelijke interesse voor probiotica taant niet. De beschikbare informatie wordt haast onoverzichtelijk. Het is daarom misschien goed eens een actuele stand van zaken op te maken. Meer en meer worden de werkingsmechanismen van een bepaald probioticum zeer nauwkeurig uit de doeken gedaan. Het wordt ook als maar duidelijker dat een specifiek werkingsmechanisme van een bepaald probioticum niet geldt voor alle probiotica. Bijgevolg zijn de specifieke indicaties die aan ieder probioticum worden toegemeten eigen aan een specifieke soort. De wetenschappelijke verklaring hiervoor is gebaseerd op moleculaire mechanismen die men proefondervindelijk heeft kunnen aantonen. Nog eens, om alle mogelijke fouten te bannen, men moet er zich van vergewissen dat de eigenschappen enkel gelden voor het probioticum dat onderzocht werd. De juiste identificatie van de besproken stam is een conditio sine qua non voor de geloofwaardigheid. De gistsoort Saccharomyces boulardii (Sb) is in dit verband een veel voorkomend voorbeeld van verwarring. Jaren lang stelden specialisten zich de vraag of Sb een afzonderlijke gistsoort was dan wel eenvoudig weg een bepaalde variant van de Saccharomyces cerevisiae (biergist). De moleculaire biologie gaf aan de hand van genetische polymorfisme en hybridisatietechnieken hierop een afdoend antwoord: Saccharomyces boulardii is wel degelijk een afzonderlijke gistsoort. Sb heeft een eigen fysiologie, produceert specifieke metabolieten en oefent een welbepaalde antimicrobiële activiteit uit.
Hiermee is het probleem niet volledig uitgeklaard. In de handel komen tal van producten voor op basis van Sb. De vorm kan verschillend zijn: gelyofiliseerd, thermisch gedroogd, in capsule- of in vloeibare vorm, .... De levensvatbaarheid van gisten en hun aantal zijn verschillend van de ene tot de andere vorm waarin ze voorkomen. Onafhankelijk onderzoek heeft duidelijk aangetoond dat tal van producten niet het aantal levensvatbare gisten bevat zoals op de verpakking wordt aangegeven. Het is evident dat dit gevolgen heeft voor de klinische doeltreffendheid van de producten. De probiotische activiteit kan eveneens beïnvloed worden naar gelang het betrokken probioticum exclusief of gemengd in een product voorkomt. Het is niet uitgesloten dat door de aanwezigheid van bepaalde micro-organismen door interferentie met het probioticum antagonismen tot stand komen. Alle gecontroleerd, gerandomiseerd klinisch onderzoek met Sb is enkel op basis van deze ene specifieke gistsoort. Blijft de vraag: welke effecten kunnen op basis klinische studies met Sb worden aangetoond en kunnen de betrokken mechanismen, onderbouwd met biomoleculair onderzoek, wetenschappelijk verklaard worden?
Canani et al., de auteurs van inleidende opmerkingen zoals hierboven aangehaald, hebben een overzicht gemaakt van de diverse werkingsmechanismen van Saccharomyces boulardii. In wat volgt resumeren we wat zij in de literatuur vonden.
In het maagdarmstelsel oefent Saccharomyces boulardii een reeks antagonistische effecten uit op bepaalde microbiologische activiteiten. Onder andere konden antitoxineactiviteiten duidelijk worden aangetoond. Het zijn hoofdzakelijk kleine door Sb gevormde peptideverbindingen die daarvoor verantwoordelijk zijn. Ze bieden bescherming tegen de A en B toxines van Clostridium difficile en tegen de receptor van toxine A aanwezig aan de buitenkant van het enterocyt. Andere stammen van Saccharomyces bezitten deze eigenschap niet. Een door Sb afgescheiden eiwit oefent een competitieve remming uit op de toxines van Vibrio cholerae, verantwoordelijk voor de waterrijke stoelgang, kenmerkend bij cholera. Tenslotte vormt Sb een fosfatase dat bepaalde bacteriële entotoxines ‘defosforyleert’, zoals bijvoorbeeld het lipopolysaccharine van E.coli 055B5.
In vitro kon eveneens worden aangetoond dat Sb de proliferatie van bepaalde pathogenen afremt waaronder Candia albicans, E. coli, Shigella, Pseudomonas aeruginosa, Staphylococcus aureus, Entamoeba histolytica, alsook een cellulaire invasie door Salmonella typhimurium en Yersinia enterolytica. Daarenboven is de gist in staat de nauwe verbindingen (tight junctions) tussen de enterocyten te versterken, waardoor de integriteit en de intestinale functie beschermd wordt. Bij dierexperimenten kon worden aangetoond dat Sb zich tegen de bacteriële translocatie kan verweren, een passage van bacteriën doorheen de darmwand. Sb neemt letterlijk bepaalde bacteriën gevangen, zoals de E.coli enteropahogenes (EPEC). Sb fixeert de bacterie aan haar eigen oppervlak, waardoor de aanhechting aan het intestinaal oppervlak verhinderd of afgeremd wordt. Sb belemmert eveneens de aanhechting van C. albicans aan het epitheliaal cellulair oppervlak in een cultuur en voorkomt de filamentatie.
Het voedingseffect van Sb op het darmslijmvlies is ook uitvoerig gedocumenteerd. De aanmaak van korte vetzuurketens, vaak onderdrukt door de inname van antibiotica, wordt gestimuleerd. Vandaar de verklaring waarom Sb heilzaam is bij de behandeling van antibiotica geïnduceerde diarree. In deze omstandigheden stelt men een activatie van de enzymen in de gegroefde rand (bruch border) vast, een toegenomen activiteit van de disaccharidasen, een verhoogde absorptie van aan Na+ gekoppeld glucose. De endoluminale hydrolyse is toegenomen en de aanmaak van intestinale polyaminen wordt gestimuleerd: reacties die belangrijk zijn bij de voedingsrol van de gist. Tenslotte activeert Sb de expressie van de PPAR-y die het darmkanaal beschermt tegen infecties.
Blijft nog de rol van de gist Saccharomyces boulardii als immuunregulator te bekijken. Bepaalde bacteriële toxines brengen een cascade van intracellulaire signalisatie op gang die uitmonden in het vrijgeven van pro-inflammatoire cytokines. Sb belemmert de signalisatiekanalen van de MAP-kinasen, alsook van de NF-KB met een gelijkaardige rol. Sb geeft ook een kleine, thermostabiele en wateroplosbare factor vrij, de ‘Sb anti-inflammotory factor’ geheten, die, zoals uit zijn benaming blijkt, anti-inflammatoire eigenschappen bezit. De enterocytaire apotose wordt door de gist afgeremd en onlangs werd vooropgesteld dat mogelijk de activatie van de naïve T-cellen, op gang gebracht door de dendrietcellen, kan afgeremd worden. In ieder geval wordt, geëxperimenteerd in een artificieel geïnfecteerd darmstelsel, de migratie van lymfocyten door Sb beïnvloed wordt, alsook de aanhechting van cellen aan de endotheliaalcellen. De aanmaak van IgA en IgG antitoxinen A en anti-B van Clostridium difficile werd aangetoond.
Tenslotte kon ook een afremmen van de induceerbaar stikstofoxide synthase (iNOS), die een rol speelt bij ontstekingen, worden aangetoond.
Al deze acties met betrekking tot diverse intestinale aandoeningen gelden voor voor Saccharomyces boulardii, in het bijzonder voor bacteriële en virale diarree, alsook bij antibiotica geïnduceerde diarree en de pseudomembraneuze colitis veroorzaakt door Clostridium difficile.