Omega-3 vetzuren, en vooral de verhouding tussen omega-6 en omega-3 (W6/W3) zijn bijzonder actueel en zijn het onderwerp van intensief wetenschappelijk onderzoek. In de celmembranen beïnvloedt de W6/W3 verhouding – die een weerspiegeling is van de aanbreng via de voeding (1) – diverse aspecten van de neurontransmissies van serotonine en catecholamine. De W6/W3 verhouding is ook bepalend voor het behoud van de soepelheid van de membranen en, als gevolg daarvan, de werking ervan. Het metabolisme van de essentiële vetzuren in de membranen leidt tot de synthese van prostaglandines: omega-6 vetzuren maken prostaglandines aan met een sterk ontstekingspotentieel, dit in tegenstelling met de stoffen die door de omega-3 vetzuren worden gevormd.
Van het bord naar de hersenen, het subtiel evenwicht tussen deze twee essentiële vetzuren zou wel eens van kapitaal belang kunnen zijn bij de ontwikkeling van neurale functiestoornisen. Bij aandoeningen zoals depressie of schizofrenie, of zelfs wanneer naar een verklaring voor zelfmoordpogingen of geweldpleging gezocht wordt, volgen wetenschappers momenteel het spoor van de omega-3 vetzuren van zeer nabij.
Hersenen in de war
Depressieve aandoeningen komen de laatste jaren meer en meer voor. Hoewel multipele factoren een rol spelen in deze jammerlijke evolutie, wordt de hypothese van een wijziging van onze voedingsgewoonten ernstig overwogen, meer in het bijzonder de opmerkelijke stijging van de verhouding omega-6/omega-3 vetzuren.
Een onderzoeksteam aan de Universiteit van Luik heeft onlangs, op basis van de bestaande literatuur, een stand van zaken opgemaakt (2). Uit verschillende epidemiologische gegevens kon een verband worden vastgesteld tussen de lage incidentie van depressie en/of zelfmoordneiging en de hoge consumptie van vis, zonder dat hiermee evenwel een causaal verband kon worden gelegd.
Uit observatiestudies rond de Noordelijke IJszee (3), waar de laatste vijftiental jaar naar een meer westerse voeding werd overgeschakeld (minder voedsel uit de zee, derhalve minder omega-3 vetzuren) blijkt deze wijziging in het voedingspatroon een nefaste invloed te hebben op de mentale gezondheid. Over diezelfde periode is bij de bevolking in deze barkoude streek zwaarlijvigheid ook opmerkelijk toegenomen. Men stelt vast dat de bevolking, in vergelijking met populaties die op een lagere breedtegraad leven, momenteel veel meer onderhevig is aan depressie, aan negatieve seizoensgebonden gemoedsstemming, aan angst en zelfs aan zelfmoordneigingen.
Droevige oude dag?
Dichter bij ons, betekent op pensioen gaan niet per se het einde van de zorgen…. Dit is in ieder geval het besluit van een Nederlandse studie, de Rotterdam Study (4), uitgevoerd bij
3 884 senioren ouder dan 60 jaar. Hierin werd het verband tussen de verhouding W6/W3 in de voeding van 264 depressieve personen onderzocht en vergeleken met die van 461 gezonde personen. Wat bleek: het verband in de depressieve groep was meer uitgesproken (7.2 % versus 6.6 %), en nog meer uitgesproken wanneer het gehalte aan het C-reactieve eiwit normaal was. Zoals kon verwacht worden waren de concentraties aan omega-3 in het bloed (ook uitgedrukt in percentage van de fosfolipiden) lager bij de depressieve groep (5.2 % vs 5.9 %). De onderzoekers besluiten hieruit, gezien dit verband niet het gevolg is van een ontsteking, noch als gevolg van arteriosclerose of enige andere oorzaak, dat de aard van de ingenomen essentiële vetzuren een weerslag hebben op het ‘humeur' op oudere leeftijd.
Tussen vuur en ijs
Bij ernstige vormen van depressie wijzen de meeste studies op een significante daling van de omega-3 vetzuren in het bloed en in de membranen van de rode bloedcellen, en/of op een al even significante stijging van de W6/W3 verhouding. Een aantal studies maakt zelfs melding dat er een dosis-respons verband bestaat (2).
Samengaand met deze afwijkende waarden stelt men een verhoogde werking van de inflammatoire respons vast die mede verantwoordelijk is voor ernstige vormen van depressie, een werking die weliswaar voor een deel onderdrukt wordt door toediening van antidepressiva. Ook hier hebben omega-3 vetzuren wellicht een heilzame werking, vergelijkbaar met die van de psychotrofe bestanddelen. In tegenstelling tot de omega-6 vetzuren zijn ze in staat zijn de productie van het IL-1 bèta, IL-2, IL-6 en het TNF-alfa en pro-inflammatoire cytokinen sterk te onderdrukken.
Naast de invloed van de meervoudig onverzadigde vetzuren worden lage cholesterolwaarden – al zijn de gegevens nog controversieel (2) – voor een keer als negatief aanzien in verband met de symptomen van depressie of bij het zelfmoordgedrag. Dit lijkt paradoxaal, in die zin dat diverse vormen van depressie als maar meer voorkomen, terwijl bijna zeven op tien Belgen een teveel aan cholesterol vertonen …
De anticycloon na de depressie?
Zullen omega-3 vetzuren in de toekomst als therapeutisch middel bij de behandeling van depressie gebruikt worden? Al is het nog wat voorbarig om zich hierover uit te spreken, toch loont het de moeite om deze denkpiste verder uit te diepen, al was het maar om de lange lijst van medicatie die sommige neurotische patiënten innemen enigszins te beperken.
Een aantal interventiestudies tonen aan dat de toediening van omega-3 vetzuren bij patiënten met bipolaire stoornissen gepaard gaat met een langere tussenperiode vooraleer de ziekte aan bod komt (2). De toediening van omega-3 vetzuren bij een beperkte groep van patiënten bleek ook doeltreffend te zijn voor de respons op de behandeling.
De ‘baby blues' bij zwangere vrouwen, die zich meestal enkele weken na de bevalling manifesteert, is een bepaalde vorm van depressie waarbij de omega-3 status, in het bijzonder die van de DHA (docosahexaeenzuur), zeer kwetsbaar blijkt te zijn. Inderdaad, tijdens het derde trimester van de zwangerschap stelt men vast dat de omega-3 status in het bloed daalt.
In een observatiestudie (5) werden bij 112 vrouwen metingen verricht bij de bevalling en ook 32 weken later. Het “herstel” naar een “normale” DHA status bleek bij vrouwen die een postnatale depressie doormaakten trager te verlopen in vergelijking met niet depressieve vrouwen. De vaststelling van depressie gebeurde op basis van de EPDS vragenlijst (Edinburgh Postnatal Depression Scale).
De toediening van omega-3 vetzuren, maar zeker ook een verhoogde consumptie van vette vis en plantaardige oliën rijk aan omega-3, is zeker te verantwoorden tijdens deze zo belangrijke levensfase van de vrouw.
Nicolas Rousseau
Referenties :
(1) Haag M et al. Can J Psychiatry 2003; 48(3): 195-203
(2) Colin A et al. Encephale 2003 ; 29(1) :49-58
(3) McGrath-Hanna HK et al. Int J Circumpolar Health 2003;62(3):228-41
(4) Tiemeier H et al. Am J Clin Nutr 2003;78(1):40-6
(5) Otto SJ et al. Prostaglandins Leukot Essent Fatty Acids 2003;69(4):237-43 |