De eerste definities van probiotica wezen op een positieve invloed voor de gezondheid. De samenstelling en het metabolisme van de darmflora van de gastheer werden er gunstig door beïnvloed. Op basis van verder onderzoek en nieuwe bevindingen heeft men deze eerste definitie stelselmatig moeten aanpassen. Bij nader inzien bleek dat niet alle gunstige invloeden voor de gezondheid, enkel en alleen maar aan de gewijzigde samenstelling van de darmflora konden worden toegeschreven.
De huidige ‘yoghurtwetenschappers' spitsen hun onderzoek vooral toe op het overleven van de probiotica in het menselijk lichaam. Maar is dit wel absoluut noodzakelijk? Dit is alles behalve duidelijk. Uit recent onderzoek blijkt dat ook afgestorven micro-organismen een positieve invloed kunnen hebben op de gezondheid. Dit heeft al tot geanimeerde discussies geleid, onder meer omdat bepaalde ‘strekkingen' al nieuwe definities formuleren waarbij ze beweren dat de vermelding ‘levende micro-organismen' gerust door ‘bestanddelen van microbiële cellen' kan vervangen worden. De zaak wordt bijzonder ingewikkeld, temeer er blijkbaar een niet exhaustieve lijst van potentiële kandidaat-probiotica in de maak is.
Een oerwoud
Het spreekt voor zich dat een grote groep van melkproducten tot deze categorie zullen kunnen gerekend worden. Dit geldt onder meer voor bestsellers als yoghurt, kaas of karnemelk, waarvan aangetoond werd dat de doeltreffendheid al bij al beperkt is. Desalniettemin bespelen probiotica de gevoelige snaar van de ‘gezondheid' van de consument en hebben ze de handel in deze producten geen windeieren gelegd. Omdat de kwaliteit van een aantal van die producten betwistbaar is, blijft voorzichtigheid geboden. Onderzoek heeft uitgewezen dat in slechts 8 % van de gevallen zuivelproducten daadwerkelijk de bestanddelen bevatten die op de verpakking vermeld staan…
Stambacteriën
De specificiteit van stambacteriën is zonder twijfel een van de meest bestudeerde eigenschappen van probiotica. Zo werd bijvoorbeeld zowel in vivo als in vitro aangetoond dat bepaalde bacteriestammen met elkaar in competitie treden. Ze ontwikkelen antimicrobiële en antagonistische eigenschappen waardoor de groei of het uitsluiten van pathogene micro-organismen bewerkstelligd wordt. Dit is onder meer het geval voor de melkzuurbacteriën. Het is voorbarig in dit stadium hieruit nu reeds besluiten te trekken voor de mens. De antimicrobiële eigenschappen in het spijsverteringskanaal zijn te danken aan het feit dat een darmflora tot stand komt die meer weerstand biedt aan de kolonisatie van bacteriën. Van bepaalde melkzuurbacteriënstammen is geweten dat ze zich op de plaatsen waar bacteriën hun toxines vrijmaken kunnen nestelen, waardoor de toxinesecretie verhinderd wordt.
Een sterke adhesie?
Een ander punt van discussie is de vasthechting van de probiotica in het darmkanaal. Op 25 onderzochte melkzuurbacteriestammen blijken er 7 in staat te zijn zich vast te hechten aan de caco-2 darmcellen bij de mens. Tot op heden weet men nog steeds niet of deze eigenschap dosisgebonden is. Onderzoeken uitgevoerd met een stam van E. coli tonen aan dat de dosis de levensvatbaarheid van de stam vermindert. Om duidelijk te zijn, een verhoging van de dosis heeft enkel een verhoogd contact met de caco-2 cellen voor gevolg, hoewel dit nog zeer onduidelijk is.
Het samenvoegen van bacteriestammen leidt tot interessante resultaten. Zo blijkt dat in aanwezigheid van Lactobacillus rhamnosus de aanhechting van het Bifidobacterium Bb12 op gezonde cellen van 31 naar 39 % verhoogt en van 26 naar 44 % op met rotavirus aangetaste cellen. Deze synergie stimuleert de adhesie, dus ook het immuunsysteem, onder meer door een verhoogde secretie van de IgA en daarenboven wordt de mucosale resistentie tegen gastro-intestinale infecties verhoogd.
Spermine en spermidine
Saccharomyces boulardii heeft een bijzondere werking. Naast de gekende werking als inhibitor voor bacteriële toxines, is deze gistsoort een van de zeldzame probiotica die in staat zijn polyamines aan te maken, in onderhavig geval spermine en spermidine alsook hun voorlopers diamine en putrescine.
Deze kleine peptiden zijn betrokken bij de groei en de differentiatie van cellen en hebben, althans bij dieren, een directe en indirecte invloed op de ontwikkeling van het darmkanaal.
Iedere bacteriestam heeft dus zijn eigen verhaal en de eigenschappen van de ene kunnen niet zomaar toegemeten worden aan een andere. Toch blijkt dat de specifieke bacteriële eigenschappen tot op heden nog met te weinig klinische gegevens gestaafd zijn.
Ter preventie
Als er al bij al nog heel wat onduidelijkheid bestaat in verband met de werking van probiotica bij volwassenen, wat te denken over hun werking bij kinderen? Zeker is dat onderzoek hier nog meer duidelijkheid moet brengen. Toch mag men aannemen dat een dagelijkse inname van lactobacillen, met een daling van het aantal infectueuze aandoeningen voor gevolg, ongetwijfeld de afwezigheid in kinderdagverblijven behoorlijk zou terugschroeven. Er rijzen nog heel wat vragen in verband met de vermindering van de auto-immuunaandoeningen. Komt daarbij dat de effecten op lange termijn moeilijk aan te tonen zijn vermits ook de beschermende invloed van borstvoeding op ziekte in een later levensstadium steeds met de nodige omzichtigheid moeten benaderd worden. Tot slot nog dit: de recente toevoeging van prebiotische oligosacchariden en probiotica aan babyvoeding moet toch met de nodige omzichtigheid benaderd worden. Wat vandaag de dag met zekerheid kan gesteld worden is dat, op gelijk welke leeftijd probiotica een positieve invloed hebben op de darmtransit en op de consistentie van de ontlasting.
Nicolas Rousseau
Op basis van een tekst van Prof. Yvan Vandenplas
(Vrije Universiteit Brussel). |