Door Nicolas Guggenbühl
" HEALTH & FOOD " nummer 72, September 2005
|
De incidentie van prostaatkanker neemt alsmaar toe. In termen van prevalentie heeft prostaatkanker longkanker onttroond en is deze resoluut bij de man de meest geregistreerde vorm van kanker geworden. In termen van mortaliteit komt prostaatkanker op de tweede plaats, juist na longkanker. In tegenstelling met aspecten als leeftijd, erfelijkheid of ras is voeding een risicofactor die wel kan beïnvloed worden en mede daardoor alle aandacht verdient. Op basis van recente gegevens hebben drie Amerikaanse vorsers (1) uit Los Angeles een aantal nutritionele pistes vooropgesteld. Zo komt bij verschillende studies, uitgevoerd in diverse landen, duidelijk naar voor dat een eerste belangrijke factor de vetinname is. De stelling dat een vetrijke voeding het risico op prostaatkanker verhoogt, wordt door iedereen unaniem bevestigd. Hoewel een verklaring hiervoor nog niet helemaal duidelijk is, denkt men aan volgende pistes : een invloed op de androgeenspiegel in het bloed, de productie van vrije radicalen, de vorming van pro-inflammatoire metabolieten uit vetzuren of nog de invloed van de voeding op de waarden van de groeifactor analoog aan het insuline (IGF-1).
Rode tomaten en groene thee
Uit tal van gegevens blijkt dat antioxidanten van preventief belang kunnen zijn. Voor wat de voeding betreft is de werking van het lycopeen, het rode pigment in tomaten, uitvoerig gedocumenteerd. Het lijkt ondertussen meer en meer voor de handliggend dat het lycopeen samen met een aantal andere bestanddelen aanwezig in tomaten (onder andere bepaalde carotenoïden) synergetisch samenwerken. Voor wat de voedingssupplementen betreft leidden selenium en vitamine E, evenwel niet unaniem in alle onderzoeken, tot positieve resultaten. Hoewel in bepaalde studies deze stoffen preventief bleken te werken blijft het heilzaam effect bij een gediagnosticeerde kanker hypothetisch.
Als beschermende factor tegen de afbraak van vitamine D is een voldoende aanwezigheid van calcium ook een belangrijk aspect. Ook van soja-eiwitten is geweten dat ze in staat zijn de ontwikkeling van cancerogene prostaatcellen te remmen. Groene thee tenslotte, vermaard omwille van zijn rijkdom aan bepaalde flavonoïden, zou ook zijn duit in het zakje kunnen doen. Deze thee blijkt de apoptose van door kanker aangetaste prostaatcellen positief te kunnen beïnvloeden.
Voorkomen …. en genezen ?
Heel wat voedingsstoffen blijken dus in staat te zijn de ontwikkeling van prostaatkanker te beïnvloeden. Naast een aantal preventieve maatregelen kan men zich de vraag stellen in welke mate de levensstijl in het algemeen en de voeding in het bijzonder het ontstaan prostaatkanker kunnen voorkomen. In welke mate voedingsadviezen meegegeven aan patiënten met prostaatkanker een invloed hebben op het verloop van de aandoening werd tot op heden zelden onderzocht. Dit is overigens geen gemakkelijke opdracht. Enerzijds omdat de aard van de te wijzigen gewoontes zeer uiteenlopend kan zijn en anderzijds moet de impact van de wijzigingen in eet- en leefstijl in diverse behandelingen kunnen aangetoond worden. Een team uit San Francisco heeft de uitdaging evenwel aangegaan. Ze rekruteerden 93 mannen met prostaatkanker (diagnose bevestigd door een biopsie) die ervoor gekozen hadden af te zien van een conventionele behandeling (2).
Is een ‘ultra-mager’ dieet wel evenwichtig ?
Een ander heikele vraag is of de drastische vetbeperking, een sleutelelement in het dieet tegen prostaatkanker, geen negatieve invloed heeft op de totale huishouding van de voedingsstoffen. Om hierop een afdoend antwoord te kunnen geven werd de voeding van 39 personen, bij wie een vroegtijdig stadium van prostaatkanker werd vastgesteld, onderzocht. De betrokken personen werden van zeer nabij door een medisch team gevolgd en verkozen nog te wachten met de conventionele behandelingsmethoden (3). Onder begeleiding van een diëtist en een kok konden ze een voeding samenstellen met een vetpercentage van slechts 10 % van de totale energieaanvoer. Het dieet werd aangevuld met drankjes verrijkt met soja-eiwitten. Op basis van een voedingsanamnese gespreid over drie dagen, werd de nutritionele samenstelling van dit dieet berekend en vergeleken met de referentiewaarden. De bevinding van de diëtiste was dat, met uitzondering voor de aanvoer van vitamine D, dergelijke voeding perfect evenwichtig is. Wanneer dit dieet aan kankerpatiënten wordt voorgeschreven, raden nutritionisten aan vitamine D-supplementen toe te voegen, zeker bij personen die maar zelden met zonlicht in contact komen.
N.G. |
De ‘zen-houding’
Enkele meetwaarden van de kandidaten : een PSA-waarde (Prostate Specific Antigen) tussen 4 en 10 ng/ml en een Gleason-score lager dan 7. De proefpersonen werden in twee groepen verdeeld : een ‘interventiegroep’ en een ‘controlegroep’. Aan de eerste groep werd gevraagd hun leef- en eetgedrag compleet te wijzigen, de tweede groep mocht geen enkele gewoonte veranderen.
De voedingswijzigingen bestonden uit een strikt vegetarische voeding voornamelijk op basis van fruit, groenten, volle graanproducten en peulvruchten. Er werd ook soja-eiwit ingeschakeld en ze kregen vitamine- en mineralensupplementen toegediend. Daarnaast werd gevraagd meer fysieke inspanningen, weliswaar met mate, te leveren. De deelnemers moesten geregeld deelnemen aan oefensessies waarin een matige intensieve activiteit, yoga of meditatie werd beoefend. Eenmaal per week was er een groepssessie met ‘motivatie’ als centraal thema, bedoeld om het volhouden van de aanbevelingen aan te moedigen.
Over een andere boeg gooien
Na één jaar werd de impact van de gewijzigde leef- en eetstijl geëvalueerd. De onderzoekers vergeleken de huidige PSA-waarden met die genoteerd bij aanvang van de studie. In de interventiegroep was deze marker met 4 % teruggelopen in tegenstelling met de controlegroep waar een stijging met 6 % gewoon verder was gegaan. De auteurs maten eveneens, in vitro, de mate waarin het bloedserum in staat was de aanmaak van de nieuwe kankercellen (LNCaP-cellen) in de prostaat te remmen. In de interventiegroep was deze remming, in vergelijking met de controlegroep, ongeveer acht maal hoger, respectievelijk 70 % en 9 %. Uit de interpretatie van de gegevens blijkt daarenboven duidelijk dat de wijzigingen van de PSA-waarden en van de LNCaP-cellen significant gekoppeld zijn aan de mate en intensiteit waarin voedings- en leefgewoonten gewijzigd worden.
Dit is voor de eerste keer dat een humane studie aantoont dat de ontwikkeling van prostaatkanker aan banden kan worden gelegd, ja zelfs teruggeschroefd kan worden door een combinatie van wijzigingen in het voedings- en leefgedrag van de patiënt. Uiteraard is nog meer onderzoek nodig, gespreid over een langere periode en waaruit nog meer bijzonderheden kunnen worden gehaald omtrent de werkelijke impact van de wijzigingen. Meer en meer wordt evenwel duidelijk dat omgevingsfactoren een sterk bepalende invloed hebben op het ontstaan van kanker. Vooraleer we een volledig en duidelijk beeld van het werkelijk potentieel van deze maatregelen kennen, blijft natuurlijk de hamvraag hoe kunnen de leef- en eetgewoontes zo drastisch – en duurzaam – gewijzigd worden ? Nicolas Guggenbühl
Diëtist, voedingsdeskundige
Referenties :
(1) Sonn GA et al. Prostate Cancer Prostatic Dis. 2005 Aug 30.
(2) Ornish D et al. J Urol 2005;174(3) :1065-9.
(3) Dunn-mke SR et al. J Am Diet Assoc. 2005;105(9):1442-6
|