.
 

Archieven> N°74 > artikel
<< previous next >>

Medicatie, ja maar ...

Spijts de opmerkelijke vooruitgang bij de medicamenteuze behandeling en de preventie van hartaandoeningen blijft een aangepaste voeding een van de belangrijkste pijlers als ondersteuning bij de inname van medicatie. Of dit nu betrekking heeft op de primaire of secundaire preventie ofwel bij therapeutisch gebruik, het belang van deze maatregel wint gestadig aan belangstelling. Nagenoeg iedere dag worden er aanvullende raadgevingen geformuleerd.

Door Dr. Jean Andris

" HEALTH & FOOD " nummer 74, December 2005

het artikel drukken

Na een eerste hartaanval moet een en ander dringend bijgestuurd worden teneinde het risico op een nieuwe aanval of een evolutie op korte of langere termijn naar hartfalen te beperken. De secundaire preventieve maatregelen zijn duidelijk en alom gekend en tweeërlei : een medicamenteuze en een niet-medicamenteuze aanpak. Onder de laatste ressorteert onder meer een aangepast programma van fysieke activiteit uitwerken, stoppen met roken, indien nodig vermageren en goede eetgewoontes in acht nemen.
Een van de doelstellingen van deze goede eetgewoontes is het vetprofiel in gunstige zin te beïnvloeden. Naast het herstel van het hart is het ook belangrijk de functionele capaciteiten van hart en bloedvaten, alsook de respiratoire capaciteit te versterken. De behandeling of preventie van de risicofactoren (zwaarlijvigheid, diabetes, het metabool syndroom, e.d.) zijn prioritair bij de preventie. Overigens beweren een aantal onderzoekers, of de preventie nu primair of secundair is, dat het onderscheid in aard van preventie niet relevant is, het is een kwestie van continuïteit. Tijdens de recente “Scientific Sessions”, van de Ammerican Heart Association, 13 tot 16 november 2005, Dallas, Verenigde Staten, werden een aantal studies voorgesteld waarin nieuwe inzichten over bepaalde voedingsmiddelen of nutriënten met betrekking tot cardiovasculaire preventie aan bod kwamen.

Fruit en groenten in crescendo

Het is geen nieuws dat met een toenemende inname van groenten en fruit het risico op cardiovasculaire aandoeningen en kanker afneemt. Men beschikt evenwel slechts over een beperkt aantal studies die het verband tussen inname van groenten en fruit en diabetes aantoont. Daarenboven zijn de resultaten van dit beperkt aantal eerder tegenstrijdig. Nochtans is diabetes een van de belangrijkste risicofactoren bij cardiovasculaire aandoeningen. Yan et al. (USA) startten een onderzoek bij personen van gemiddelde leeftijd met de bedoeling het mogelijk verband tussen de inname van groenten en fruit en diabetes op langere termijn duidelijker te kunnen aantonen. Aan hun studie namen 1017 mannen deel, leeftijd tussen 40 en 55 jaar, met een levensverwachting hoger dan 65 jaar.
Bij aanvang van de studie waren er bij de proefpersonen geen tekenen van coronaire aandoeningen, diabetes of kanker aanwezig. De onderzoekers namen bij aanvang een gedetailleerde voedingsanamnese af. Aan de hand hiervan konden ze de deelnemers op basis van hun groenten- en fruitconsumptie in drie categorieën onderverdelen : zij die minder dan 14 porties per maand gebruikten (kleine gebruikers), zij die tussen 14 en 42 porties innamen (gemiddelde gebruikers) en zij die meer dan 42 porties per maand innamen (grote gebruikers). Het aantal patiënten dat op latere leeftijd diabetes kreeg bedroeg 20.9 % bij de groep die weinig fruit innamen en 19.0 % in de gemiddelde gebruikersgroep. In de groep ‘grote gebruikers van fruit’ (en geen groenten) kwam diabetes slechts bij 12.7 % van de proefpersonen voor.

Fruit, geen groenten

Na correctie voor leeftijd, BMI en totale energieaanbreng bij aanvang van de studie, waren de odds ratio’s voor de prevalentie van diabetes respectievelijk 0.85 in de groep ‘gemiddeld gebruik van fruit’ en 0.50 in de groep ‘kleine fruitgebruikers’. Met betrekking tot het verbruik van groenten waren de cijfers verschillend : respectievelijk 13.1 %, 19.1 % en 21.3 %, met odds ratio’s van 1.58 en 1.65. De belangrijke conclusie die hieruit kan getrokken worden is dat het risico op ontwikkeling van diabetes op latere leeftijd significant daalt bij personen die op gemiddelde leeftijd een belangrijke hoeveelheid fruit eten.
Daartegenover staat dat een belangrijke inname van groeten gepaard gaat met een – gelukkig niet significante – stijging van het risico op diabetes op latere leeftijd. Een verklaring voor deze toch wel eigenaardige vaststelling vinden Yan et al. in het feit dat de leef- en eetgewoonten einde de jaren vijftig niet optimaal waren en dit gold ook voor de ‘grote groente-eters’. Wat er ook van zij, de verschillen waren niet significant en de vele troeven van groenten indachtig, mag dit zeker geen voorwendsel zijn om patiënten aan te raden minder groenten te consumeren.

Onweerstaanbare soja

Tal van studies tonen aan dat de periode van de menopauze gepaard gaat met een wijziging van het vetprofiel wat een verhoogd atherogeen risico voor gevolg heeft. Uit onderzoek blijkt dat de eiwitten en isoflavonen uit soja een heilzaam effect hebben op de plasmalipiden. Er zijn echter maar weinig studies die deze invloed verder uitgesplitst hebben naar de verschillende nevenklassen van de lipoproteïnen. Allen et al. (USA) deden dit wel : ze wilden weten in welke mate eiwitten en isoflavonen uit soja het gehalte aan LDL en zijn onderliggende fracties beïnvloeden bij postmenopausale vrouwen met lage LDL-waarden.
In totaal werden 216 menopausale vrouwen, in goede gezondheid verkerend en met LDL-waarden die schommelden tussen 130 en 190 mg/dl, ad random in twee groepen verdeeld. De eerste groep kreeg gedurende zes weken dagelijks 20 g soja-eiwit-isolaat (160 mg isoflavonen onder de vorm van glyconen, 96 mg onder de vorm van aglycon) of een placebo. De verschillende nevenklassen van het LDL en hun grootte werden met behulp van spectroscopie met magnetische resonantie bepaald. Het totaal vetprofiel werd met behulp van de klassieke doseermethodes bepaald. De gemiddelde leeftijd van de vrouwen die aan het onderzoek deelnamen bedroeg 57 jaar (± 6 en de menopauze trad gemiddeld 9.5 jaar voordien op (± 8.3). De demografische kenmerken, de BMI en de dagelijkse vetinname waren in beide groepen vergelijkbaar. Dit gold ook voor hun vetprofiel bij aanvang van de studie.

Minder kleine deeltjes

Het gehalte aan LDL en het aantal LDL-deeltjes in het bloed van de vrouwen die soja-eiwitten en de erin aanwezig isoflavonen hadden ingenomen was significant lager in vergelijking met de placebogroep. De statische analyses maken daarenboven duidelijk dat het verband tussen het aantal LDL-deeltjes (LDL-P) en het coronair risico kleiner is dan het verband tussen het LDL-cholesterol gehalte aan LDL-C en hetzelfde risico. Bij de eerste groep stelde men daarenboven een sterke tendens tot daling van de kleine partikeltjes vast, deeltjes die het meest atherogeen zijn. Dit verschil bleef significant ook na correctie van leeftijd, ras en de wijziging van de andere lipoproteïnen.

Dr. Jean Andris

Referentie
Circulation 2005; 112 (suppl II):529 en 782 (abstracts 2519 en 3636).

hoog van bladzijde

<< previous

Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés