.
 

Archieven> N°74 > artikel
<< previous next >>

Voedsel in beweging!

Op het congres "Food in Action" waren een panel van experts op gebied van gezondheid, voeding en fysieke activiteit bij elkaar verzameld. Het doel van de bijeenkomst was het grote publiek meer vertrouwd te maken met de problematiek van voedingsgedrag en zwaarlijvigheid.

Door Magali jacobs

" HEALTH & FOOD " nummer 74, December 2005

het artikel drukken

Er werd niet nog maar eens een klassiek overzicht gegeven van de problemen omtrent zwaarlijvigheid, cardiovasculaire aandoeningen en andere alarmerende aandoeningen die een doorn in het oog zijn van onze sociale zekerheid. De aandacht werd vooral toegespitst op overgewicht en inactiviteit en dit als een bepaalde vorm van levensstijl die, weliswaar niet aan te bevelen, door een (te) groot aantal personen in onze samenleving wordt onderhouden. De hoeveelheid ingenomen energie, de keuze van voedingsmiddelen, fysieke inactiviteit, overconsumptie van voedsel met een hoge energiedensiteit, het volgen van bepaalde diëten, … werden als oorzaak van zwaarlijvigheid met de vinger gewezen. Deze diverse facetten werpen een nieuwe kijk op en vergen een meer algemene aanpak van het probleem. Ook werden er nieuwe te nemen acties onder ogen genomen.

Onze voedselkeuze

De aard en de hoeveelheid voedsel dat we innemen beïnvloeden het lichaamsgewicht en onze gezondheid. Ons voedingsgedrag, een gedrag dat we volledig zelf in de hand hebben, wordt nog door tal van andere factoren, die vaak aan onze controle ontsnappen, beïnvloed.
Dr. F. Bellisle (INRA, Hotel-Dieu, Parijs) legt uit dat de voedselinname in de eerste plaats bepaald wordt door de energiebehoefte van het lichaam. De voedingsstatus van een persoon uit zich via diverse metabole boodschappen die ernaar streven een constante lichaamssamenstelling te behouden. Eenmaal vertaald door het centraal zenuwstelsel (meer in het bijzonder door de hypothalamus) komen de signalen naar het bewustzijn. Deze maken de persoon duidelijk dat hij/zij honger heeft of verzadigd is. Naast vele andere ‘boodschappers’ blijft het leptine het belangrijkste molecule dat instaat voor het doorgeven van deze boodschap. Prof. N. Delzenne herinnert er ons aan dat er nog tal van andere boodschappers actief zijn, zoals onder meer ghreline, oxyntomoduline, neuropetide Y, GLP-1. Sommige stimuleren de eetlust, andere onderdrukken die. Ze werken allemaal volgens een complex systeem dat de eetlust regelt en dus ook de voedselinname.
Naast mechanismen die bedoeld zijn om het evenwicht tussen voedselinname in functie van het energieverbruik te regelen, wordt de voedselkeuze bij de mens voor een groot deel bepaald door de smaak van de voedingsmiddelen. Zo wijst C. de Graaf (Universiteit van Wageningen) erop dat iemand bij voorkeur voedsel inneemt dat hij/zij lekker vindt. Onze voorkeur voor bepaalde smaken is aangeboren. Zo is de voorkeur voor zoet bij de pasgeborene een universeel gegeven. Wanneer aan een pasgeboren baby een suikeroplossing wordt gegeven verschijnt een tevreden gelaatsuitdrukking. Wanneer hij een bittere smaak op zijn tong gedruppeld krijgt, verschijnt er een gelaatsuitdrukking van afkeer. Voorkeuren kunnen bijgestuurd worden : moedermelk is licht zoet van smaak waardoor de pasgeborene deze zonder problemen aanvaardt omdat de inname van moedermelk van levensbelang is.

Aangeleerde voorkeuren

De voedselvoorkeuren die iemand zich toegeëigend heeft kunnen moeilijk losgekoppeld worden van de invloed uit zijn omgeving en van de voedingsopvoeding die hij gekregen heeft. Hoewel de voorkeur voor zoet aangeboren is, wijst N. Rigal (Universiteit Parijs-10) er op dat de meeste voedselvoorkeuren aangeleerd zijn. Na de borstvoeding verruimt het kind beetje bij beetje zijn voorkeuren. Een belangrijke vaststelling is dat zijn voorkeur uitgaat naar energierijk voedsel, voornamelijk onder de vorm van vette en suikerrijke voedingsmiddelen. Met deze voedingsmiddelen kan gemakkelijker aan de nodige energiebehoefte voldaan worden. Dit verklaart waarom peuters niet bijzonder op groenten gesteld zijn … een toestand die, wanneer peuters niet aangezet worden om groenten te eten, tot de volwassen leeftijd kan aanhouden. Hier is een belangrijke opvoedende taak voor de ouders en naasten weggelegd : leer een kind zoveel mogelijk voedingsmiddelen ontdekken zodat het ermee vertrouwd geraakt en deze leert te waarderen. Eenmaal het kind zelf volwassen geworden is kan deze zelf over al dan niet variatie brengen in de voeding beslissen. Deze voedingsopvoedende rol is evenwel niet gemakkelijk : soms moet een groente twintig maal aan een kind worden voorgezet alvorens het de bewuste groente in zijn voedselrepertorium wil opnemen!
Hoe omzetten in de praktijk ? Het aanleren van een evenwichtige voeding aan een kind moet in een gepaste omgeving gebeuren. Laat kinderen toe energierijke voedingsmiddelen te blijven gebruiken, bestempel deze producten niet als boosdoeners. Voor kinderen is het normaal dat ze hiervoor een voorkeur hebben. Leer peuters ondertussen rekening te houden met hun eetlust. Introduceer beetje bij beetje en ongedwongen de smaak van andere voedingsmiddelen zoals groenten en bepaalde vleessoorten. Doe dit in een rustige en aangename omgeving. Combineer nieuwe voedingsmiddelen met dingen die ze lekker vinden, een saus bijvoorbeeld. Het leren kennen van nieuwe voedingsmiddelen zal veel gemakkelijker verlopen, voor een tijdje althans … Na de kindertijd komt de adolescentie en voor sommige kinderen is dit een bijzondere levensfase. Soms verwerpen ze op deze leeftijd alle regels en goede (eet)gewoontes en willen ze ook hun eetgewoonten helemaal reorganiseren. Eenmaal volwassen ziet men vaak dat teruggegrepen wordt naar de voedselvoorkeuren die in de kindertijd werden aangeleerd.

Een paradoxaal waardesysteem

Er zijn momenteel heel wat voedingsmiddelen (convenience food) op de markt die het ons gemakkelijk maken in de keuken, soms wel ten koste van onze gezondheid. Onze beroepsactiviteit is niet meer zo arbeidsintensief zoals weleer waardoor we ook minder energie verbruiken. Daartegenover staat dat de waaier van lekkere en energierijke voedingsmiddelen als maar groter wordt terwijl onze energiebehoeften minder groot zijn. De consument wordt ook met paradoxale berichten overspoeld : enerzijds moet hij er slank uitzien en actief zijn, anderzijds wordt hij gestimuleerd om energierijke voedingsmiddelen te eten en kant en klare producten te gebruiken. Resultaat : mensen krijgen niet alleen meer last van overgewicht, ze voelen zich ook minder goed in hun vel omwille van al deze tegenstrijdigheden.

Onze voedselkeuze wordt dus door tal van factoren bepaald, die op hun beurt ook met elkaar interfereren. Vooreerst zijn er de cognitieve en biologische factoren. Ieder individu maakt deel uit van een kleine sociale groep (familie, naasten) die grotendeels bepalend is voor de zaken die we aanleren in onze prille levensjaren. Later komen daar ook algemene maatschappelijke bij waarbinnen ook waarden, normen en idealen gelden. De eigen waarden en de maatschappelijke waarden komen daarbij wel eens in conflict. Durft er nog iemand te beweren dat voedselgedrag geen complexe aangelegenheid is ?

Nieuwe denkpistes

Informeren, vermageringsdiëten aanbevelen, stimuleren tot fysieke activiteit, … stuk voor stuk acties die al bij al een beperkte invloed hebben op zwaarlijvigheid. Een meer algemene aanpak van het probleem dringt zich op.
Er werden al tal van voorstellen en oplossingen geformuleerd om het probleem van zwaarlijvigheid in te dijken, een probleem dat zich als een lopend vuurtje uitbreidt. Informatie verstrekken is een belangrijk onderdeel van de te voeren acties : publiciteitscampagnes, informatie verstrekken (via huisartsen, diëtisten of nutritionisten) specifiek gericht op bepaalde doelgroepen (bv. scholieren, alleenstaanden). De doeltreffendheid van deze acties wordt soms in twijfel getrokken en is ook maar tijdelijk.

Doen diëten verdikken ?

Bij zwaarlijvigheid is het volgen van een vermageringsdieet een voor de handliggende oplossing, hoewel dit soms een rare wending kan aannemen. Iemand die op dieet staat legt zich strikte voedingsregels op en verbant vaak een groot aantal voedingsmiddelen. De voedselinname wordt niet zozeer meer bepaald door gevoelens van honger of verzadiging, maar wordt veeleer vanuit de bovenkamer gestuurd. Het zijn juist de aspecten honger en verzadiging die regulerend werken voor het lichaamsgewicht. Daarbij komt, aldus nog C. Vögele (Universiteit van Roehampton), dat deze vorm van verstandelijke controle een mentale fixatie ten aanzien van voedsel teweegbrengt. Daardoor is minder verstandelijk vermogen beschikbaar om andere cognitieve taken te beheersen zoals onder meer omgaan met stress. Dit kan aanleiding geven tot minder gecontroleerd gedrag wat zich bijvoorbeeld vertaald in impulsief en copieus eetgedrag. Op zijn beurt leidt dit tot het mislukken van het dieet en mogelijk tot gewichtstoename… Het risico dat de vicieuze cirkel van ‘dieet-excessen’ zich manifesteert is groot. Een mogelijke oplossing hiervoor is: vermijd al te strenge dieetregels, laat af en toe toch eens ‘verboden producten’ toe en luister meer naar je maag.

Te optimistisch

We overschatten al te vaak onze mogelijkheid om voedingsgedrag bewust onder controle te houden. Volgens Prof. J. Vinck (Universiteit Hasselt) wordt de kracht van de cognitieve determinanten met betrekking tot ons voedingsgedrag overschat. Vaak spelen onze werkelijke gedragingen een grotere rol om nieuwe informatie op te nemen dan andersom. Dit geldt vooral wanneer het om schrikbarende informatie gaat. Alarmerende boodschappen worden genegeerd of anders geïnterpreteerd zodanig dat het waardesysteem van een individu niet in het gedrag komt. We stellen vast dat personen die het meest rekening houden met de verstrekte informatie diegenen zijn die reeds geïnformeerd zijn. Dit is een belangrijke beperking bij het geven van gezondheidsvoorlichting. Daarbij komt dat wanneer voedselgewoontes aangepast worden, het effect niet onmiddellijk zichtbaar of voelbaar is, wat zeker niet bevorderlijk is om goede gewoontes vol te houden.

Globale actie

Een interventiewijze die nog weinig wordt toegepast is die van de omgeving. Deze bepaalt voor een deel de voedselkeuze van een individu en blijkt een minder wispelturig actiepunt te zijn dan de persoon zelf. J. Vinck formuleert in dit verband onder meer volgende voorstellen : verhoog de beschikbaarheid en de variatie van gezonde voedingsmiddelen en verlaag die van minder gezonde producten. Verlaag de prijs van gezonde voedingsmiddelen en stimuleer hun verbruik. Er zou veel meer voor gezonde producten gekozen worden wanneer er een positieve affectieve waarde zou aan gegeven worden. Vooral de media kunnen hierbij een belangrijke rol spelen door deze producten als gezond en aantrekkelijk te promoten. Wanneer hiervoor een politieke bereidheid kan gevonden worden, zou dit een enorme kentering in ons waardesysteem teweeg brengen. Dergelijk plan is uiteraard moeilijker te realiseren dan een informatiecampagne, maar die zou zonder twijfel meer vruchten afwerpen …

Magali Jacobs
Diëtiste

“Food in Action” Brussel, 27-28 oktober 2005

hoog van bladzijde

<< previous

Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés