Door Nicolas Guggenbühl
" HEALTH & FOOD " nummer 75, Jan/Feb 2006
|
De atheroomplaque, een opeenhoping van afgestorven, cholesterolbevattende cellen, ook wel de atheromateuze ‘brij’ geheten, is bedekt met een fibreus kapsel dat de plaque scheidt van de bloedstroom. Een dik kapsel zorgt voor een stabiele plaque, een dun kapsel maakt de plaque onstabiel. In de brij zijn er ook min of meer actieve ontstekingscellen – monocyten en macrofagen – aanwezig die mediatoren en proteolytische enzymen afscheiden. Onder invloed van deze mediatoren, waartoe de Tumor Necrosis Factor alffa (TNFa) behoort, trekken de cellen elkaar aan of activeren ze elkaar wederzijds of treedt apoptose op (geprogrammeerde celdood). Metalloproteïnasen (MMP), enzymen aanwezig in de baarmoeder, tasten het collageen van de bloedplaatjes aan, meer bepaald in het fibreus kapsel. Gelukkig scheiden deze proteïnasen ook weefselremmers (TIMP) af.
Stabiel of instabiel?
De stabiliteit van de atheroomplaque wordt dus niet enkel door de structuur van het kapsel bepaald. De graad van cellulaire en enzymatische activiteit die in afgestorven celmassa heerst bepaalt ook de stabiliteit, alsook de hoeveelheid ter plaatse aanwezige weefselremmers van de MMp’s. Wanneer het kapsel breekt kan de brij in de bloedcirculatie terecht komen en een atheromateuze embolie veroorzaken. Tenzij bij een breuk waarbij veel massa vrijkomt leidt dergelijk incident niet tot obstructie van belangrijke bloedvaten, tenzij op een specifieke locatie (bijvoorbeeld slagaders). Wat wellicht meer verontrustend is, is dat dergelijke breuk uiterst thrombogeen materiaal vrij geeft. Dit materiaal kan aanleiding geven tot de vorming van een grotere bloedprop die wel oorzaak kan zijn van een arteriële obstructie of een ernstige embolie.
Er zijn aanwijzingen dat een hoge inname van omega-3 vetzuren een beschermend effect heeft op het uiteenvallen van de atheroomplaat. De door de macrofagen afgescheiden metalloproteïnasen (MMP) in de matrix wordt als een sleutelproces beschouwd voor de aftakeling van de baarmoeder en is ondergeschikt aan de instabiliteit van de plaque. De weefselremmers afgescheiden door de proteïnasen dragen ook bij tot de stabiliteit van de plaque. Marsaro et al. (Italië) onderzochten de invloed van de omega-3 vetzuren op het vrijgeven en de activiteit van deze MMP’s en hun remmers door monocyten in cultuur. Ze zorgden voor een differentiatie van deze macrofaagcellen door adequate factoren op de culturen te laten inwerken. Vervolgens werden de twee celtypes (monocytaire cellen en macrofagen) gedurende 48 uur behandeld met DHA en EPA, wat overeenkomt met een langdurige blootstelling aan omega-3 vetzuren. Tenslotte werden de culturen gedurende 24 uur gestimuleerd met de TNFa, een ontstekingsmediator die het ontstekingsproces versterkt.
Het vrijkomen van enzymen en inhibitoren
Het vrijkomen van gelatinase A (MMP-2), gelatinase B (MMP-9), collagenase (MMP-1) en TIMP-2 werd in de nog actieve cellen van de met omega-3 behandelde culturen gemeten. De totale gelatinase- en anti-gelatinaseactiviteit werd eveneens gemeten. De resultaten tonen aan dat een langdurige blootstelling van de monocyten en macrofagen aan omega-3 vetzuren en dit in tegenstelling tot cellen die gecultiveerd werden in afwezigheid van deze vetzuren, tot een significante verhoogde afscheiding van MMP-9 leidt. De productie van MMP-1 en MMP-2 wijzigde niet. In totaal werd in de overlevende celcultuur dus een minder grote hoeveelheid aan enzymen teruggevonden. De productie van TIMP-2 daarentegen steeg significant als gevolg van de aanwezigheid van de twee vetzuren, terwijl de productie van TIMP-1 onveranderd bleef. In totaal zijn er dus meer inhibitoren van de metalloproteïnasen van de matrix in de surfactant. Met archidonzuur (omega-6) werden dergelijke resultaten niet vastgesteld. Een vermindering van de hoeveelheid afbrekende enzymen van de matrix en een stijging van de inhibitoren verklaart de mogelijk beschermende rol van omega-3 vetzuren tegen een breuk van de atheroomplaat. Dit is wat er zich waarschijnlijk voordoet in het menselijke lichaam.
Het beste is te kijken
Met behulp van gespecialiseerde medische beeldvormingtechnieken, onder meer de scanner, kunnen atheroomplaques in kransslagaders zeer nauwkeurig gedetecteerd en gelokaliseerd worden. Katayama et al. (Japan) toonden reeds het verband aan tussen een hoge AA/EPA verhouding en ze zagen (door coronaire angiografie) een groter aantal gedetecteerde instabiele plaques bij patiënten met een ernstig coronair syndroom. Voor hun onderzoek baseerden de auteurs zich op de eigen onderzoeksresultaten en zochten ze in dezelfde richting als bij hun vorig onderzoek, ze konden als het waren een spiegelbeeld opmaken. Om na te gaan of de grootte van de plaques eveneens in verhouding is met het evenwicht in de PUFA’s, gebruikten ze de CT met multipele coupes welke zeer nauwkeurige beelden geeft.
Aan hun onderzoek namen 93 patiënten deel, opgenomen voor een eerste myocardinfarct. Bij het bloedonderzoek van de patiënten werden volgende parameters bepaald : het gehalte aan di-homo-gamma-linoleenzuur, archidonzuur (AA), eicosapentaeenzuur (EPA), docosahexaeenzuur (DHA), alsook de klassieke risicofactoren zoals totaal cholesterol, triglyceriden, HDL-cholesterol, LDL-cholesterol, glucose, geglycosileerde hemoglobine en urinezuur. Een week na hun opname ondergingen de patiënten een coronair onderzoek onder de scanner waarbij een contraststof werd gebruikt. De driedimensionale beelden werden opnieuw samengesteld alsook de berekende beelden in de diverse doorsneden. De hoeveelheid zachte en verkalkte pakken aanwezig in de belangrijkste segmenten van kransslagaders werd gemeten en omgezet in een score.
In het voordeel van de omega-3
Deze scores werden vergeleken met de coronaire risicofactoren en de PUFA- waarden in het bloed. Uit de statische analyse bleek dat er een significant verband kon worden aangetoond tussen de bedoelde scores en het gehalte aan EPA en DHA, alsook met de AA/EPA verhouding. Een significant verband met de klassieke risicofactoren kon echter niet worden aangetoond. Dit doet vermoeden dat de klassieke risicofactoren en de factoren verbonden aan het PUFA-profiel los van elkaar staan.
Een verklaring voor deze resultaten moet evenwel nog gevonden worden. In ieder geval pleiten de vaststellingen in het voordeel van de omega-3 vetzuren. Het ziet er dus naar uit dat nog een aantal bijkomende aspecten in het ‘heilzaam dossier’ kunnen worden toegevoegd : ze vormen niet alleen een bescherming tegen de vorming van atheroomplaques, vermoedelijk beschermen ze ook tegen het stukgaan ervan. Tezelfdertijd wordt ook duidelijk het belang van de CT-scan aangetoond om atheroomplaten bij patiënten, slachtoffer van een ernstig hartinfarct, te detecteren en te lokaliseren. Dr. Jean Andris
Referenties
Katayama Y et al. Circulation 2005; 112 (suppl II): abstract 1496
Massaro M et al.. Circulation 2005; 112 (suppl II): abstracts 629 |