Door Nicolas Rousseau
" HEALTH & FOOD " nummer 75, Jan/Feb 2006
|
Een domein op gebied van voeding dat in de loop van de laatste twintig jaar het meest geëvolueerd is, is ongetwijfeld dat van het metabolisme en de rol van meervoudig onverzadigde vetzuren (MOVVZ). De fundamentele rol van lange keten MOVVZ bij de neurologische ontwikkeling van de zuigeling is voor vorsers nog steeds een belangrijk onderzoeksterrein. Tijdens de 8e Journées de la Nutrition Appliquées à la Santé (JONAS) aan het Institut Pasteur in Parijs*, belichtte Professor Alexandre Lapillonne, pediater verbonden aan de dienst neonatologie en voeding van het Hôpital Saint Vincent de Paul in Parijs, uitvoerig de huidige stand van zaken in verband met dit aspect. Hieronder een kort verslag met- zal het u verbazen ? - een pleidooi voor moedermelk …
De beste bron is moedermelk!
Het DHA of docosahexaeenzuur stapelt zich bij voorkeur op in de membranen van de fotoreceptor- cellen van het netvlies en de neuronen waar het een fundamentele rol speelt. Deze opstapeling manifesteert zich vooral tijdens het laatste trimester van de zwangerschap, maar gaat nog door tijdens de eerste twee levensjaren. Ook het AA of archidonzuur komt tijdens deze levensfase op de proppen. Het is betrokken bij de vorming van de eicosanoïden en de membranen van de hersencellen. Bij borstvoeding tijdens de eerste levensmaanden wordt, logischerwijze, de behoefte aan DHA en AA optimaal gedekt. Hoewel de concentratie aan DHA en AA in moedermelk in Europa nogal uiteenlopend kan zijn, bedraagt de gemiddelde waarde respectievelijk 0.3 en 0.5 %. In tegenstelling met moedermelk wordt niet alle babymelk beschikbaar op de markt systematisch verrijkt met DHA en AA. Bij inname van niet-verrijkte melk is de pasgeborene volledig afhankelijk van de endogene synthese en moeten zijn reserves aangesproken worden. Het is geweten dat de endogene aanmaak vermoedelijk ontoereikend is om tijdens het eerste levensjaar, gekenmerkt door een snelle groei, aan de behoeften te voldoen.
Tabel :
opstapeling van het DHA tot 6 maand in functie van de gekregen melk
|
|
Moedermelk |
Niet-verrijkte babymelk |
Hersenen |
+ 905 mg |
+ 450 mg |
Lever |
+ 24 mg |
- 136 mg |
Vetweefsel |
+ 147 mg |
- 1053 mg |
Geheel lichaam |
+ 1882 mg |
- 933 mg |
Bron : Cunnane SC et al, Lipids 2000 ; 35 : 105-11 |
De natuur nabootsen
Is, wanneer geen borstvoeding gegeven wordt, een verrijking van alle babymelk met lange vetzuurketens verantwoord? Voor Professor Lapillonne is het antwoord ‘ja’. Zijn argumentatie luidt : bij een zuigeling die verscheidene maanden met niet-verrijkte babymelk gevoed wordt, stelt men een significante daling van de hoeveelheid DHA in de plasmavetten vast of van de fosfolipiden in de membranen van de rode bloedcellen, alsook een lagere concentratie aan DHA in de hersenen in vergelijking met borstgevoede kinderen. In voorkomend geval gebeurt de opstapeling van het DHA in de hersenen ten koste van een belangrijke en kostbare mobilisatie van de fysiologische reserves in de lever en in het vetweefsel (zie tabel).
De verrijking van vooraf aangemaakte lange-ketenvetzuren in zuigelingenvoeding is, aldus nog Lapillonne, noodzakelijk om gelijke tred te houden met de samenstelling van moedermelk. Welk functioneel nut heeft dit ? Alle studies wijzen op de doeltreffendheid van suppletie bij de normalisatie van de DHA-status bij pasgeborenen gevoed met babymelk in vergelijking met borstgevoede baby’s. Gedurende lange tijd waren de resultaten met betrekking tot de neuro-sensoriële ontwikkeling teleurstellend, soms zelfs tegenstrijdig. Enkele recente onderzoeksresultaten pleiten evenwel ten voordele van verrijking.
Een voldragen pasgeborene
Uit een recent metaonderzoek blijkt de visuele maturiteit op de leeftijd van twee maanden, onderzocht door middel van gedragsmethoden, beter te zijn bij kinderen die gevoed werden met een babymelk verrijkt met DHA in vergelijking met baby’s die niet-verrijkte melk kregen. Enkele jaren later werden deze studies opnieuw bekeken waarbij niet alleen rekening werd gehouden met het voorgevormde DHA maar ook met het door het lichaam gesynthetiseerd DHA vanuit het alfa-linoleenzuur. Er kon een significant verband worden vastgesteld tussen de hoeveelheid berekend DHA (voorgevormd + gesynthetiseerd) en de gezichtsscherpte op de leeftijd van vier maanden.
Wat de neurologische ontwikkeling betreft blijken de resultaten meer heterogeen te zijn. De experts zijn het erover eens dat de onbestendigheid van de resultaten wellicht kan verklaard worden door de concentratie aan DHA in verrijkte melk : een verrijking met 0.36 % vetzuren onder vorm van DHA en 0.72 % onder de vorm van AA verbetert de motorische ontwikkeling (geëvalueerd op basis van de ontwikkelingsschaal van Bailley) op de leeftijd van 18 maanden, terwijl lagere concentraties (0.14 en 0.46 %) helemaal niet doeltreffend blijken te zijn (met de ontwikkelingsschaal als referentie) op de leeftijd van 1 jaar.
Deze vaststellingen hebben tot nieuwe samenstellingen van de babymelk geleid; ze worden verrijkt met lange-keten MOVVZ maar in wisselende concentraties. Al bestaan er momenteel geen officiële aanbevelingen dienaangaande, bevelen internationale experts op gebied van vetten een verrijking met DHA en AA aan die vergelijkbaar is met de samenstelling aan deze vetzuren in moedermelk.
Combineren bij de prematuur
Er bestaat sinds jaren een unaniem aanvaarde consensus wat betreft het verrijken van babymelk met DHA voor prematuren en deze wordt in Europa ook toegepast. Een aantal experts pleiten er evenwel voor om de babymelk ook met AA te verrijken. Exclusief verrijken met DHA blijkt een negatieve invloed te hebben op de staturo-ponderale ontwikkeling. Een mogelijke verklaring voor dit negatief effect is het enzymatisch onevenwicht tussen de twee grote families MOVVZ (omega-3 en omega-6). Alle onderzoeken in verband met de samenhang tussen DHA en AA wijzen op een optimale groei. Een met deze twee vetzuren verrijkte melk voor eerste en tweede leeftijd lijkt volgens prof. Lapillonne voor deze categorie van kinderen met een hoog neurologisch risico van essentieel belang. De actuele klinische praktijk beperkt zich nog al te vaak tot enkele weken of tot enkele maanden. |
Goed na borstvoeding
De vraag stelt zich momenteel ook : wat na de borstvoeding ? Zeker in ons land waar de periode van borstvoeding relatief kort is. Volgens de SEIN-enquête geeft 25 % van de moeders in Vlaanderen na drie maanden nog borstvoeding, volgens het ONE-onderzoek is dit in Wallonië 40 %.
Er bestaat een positief verband tussen de duur van de borstvoeding en de toestand van de zuigeling op de leeftijd van 4 maanden. Twee studies in verband met verrijkte babymelk na de borstvoeding wijzen op het belang van een met lange-ketens MOVVZ verrijkte melk : borstvoeding tot zes weken of tussen vier en zes maanden gevolgd door een babymelk verrijkt met DHA en AA (concentraties te vergelijken met die van moedermelk) behoudt veel langer de status aan DHA vergelijkbaar met die van borstgevoede baby’s. Ook de visuele functie op 1 jaar is significant beter. Uit deze studies blijkt dus dat een aanbreng van vooraf aangemaakt DHA en AA mogelijk belangrijk kan zijn voor het ganse eerste levensjaar. De studies wijzen ook op het belang om borstvoeding zo lang mogelijk aan te houden…
Nicolas Rousseau
Diëtist, voedingsdeskundige
* JONAS, 12 et 13 janvier 2006, Institut Pasteur, Paris, France
Referenties :
SanGiovani JP et al, Early Hum Dev 2000 ; 57 : 165-88
Uauy R et al, J Pediatr 2003 ; 143 :S17-S25
Birch EE et al, Devel Med Child Neurol 2000; 42: 174-81
Koletzko B et al, Acta Paediatr 2001; 90: 460-4
Lapillonne A etal. J Pediatr 2003; 143:S9-16
SEIN, Onderzoek naar de voedingssituatie van jonge kinderen, SEIN/2002/04, November 2002
ONE, Rapport 2004 de la Banque de Données Médico-Sociales de l’ONE
Birch EE, Am J Clin Nutr 2002;75:570-80.
Hoffman DR J Pediatr 2003;142:669-77 |