Door De Redactie
" HEALTH & FOOD " nummer 75, Jan/Feb 2006
|
Cognitieve functies en symptomen van de menopauze
Oestrogenen hebben een neuro-beschermende en neuro-modulerende invloed. Vandaar onder meer de belangstelling van de onderzoekers naar de invloed van fyto-oestrogenen op cognitieve functies. Hill et coll. onderzochten (dubbel blind en placebo- gecontroleerd) de invloed van isoflavonen uit soja via hun voeding, bij jonge volwassen vrouwen gedurende twee opeenvolgende menstruele cycli. Uit de resultaten blijkt dat isoflavonen uit soja bij menopauzale vrouwen een meer uitgesproken werking hebben op de cognitieve functies in vergelijking met de periode voor de menopauze. De werking beperkt zich vaak enkel tot een betere geheugenfunctie en bepaalde aspecten verband houdend met de frontale hersenkwab. Er is evenwel verder onderzoek nodig om te achterhalen of deze invloeden zich ook op lange termijn manifesteren.
In een studie uitgevoerd bij 21 post-menopauzale vrouwen (dubbel blind, cross-over, gerandomiseerd en placebo gecontroleerd, kregen geen vervangende hormonale behandeling) kon, na een periode van acht weken isoflavonen-suppletie, geen significant verschil aangetoond worden voor het totaal van de menopauzale symptomen. Hill et coll. stelden na vier weken behandeling wel een significante daling van het aantal ‘humeurwisselingen’ (prikkelbaarheid) vast. De behandeling had ook een positieve invloed op het vroegtijdig ontwaken en de slapeloosheid. Ook het voorkomen en de intensiteit van de dagelijkse opvliegers daalde opmerkelijk tijdens de periode van isoflavonensuppletie. Bij vrouwen die voorheen meer dan vijf opvliegers per dag kregen was de daling door de behandeling bijzonder doeltreffend. Osteoporose
Een recente gerandomiseerde studie uitgevoerd bij menopausale vrouwen (sinds 1 tot 5 jaar) vergeleek de invloed van een voeding rijk aan soja-eiwitten, met of zonder hormonale substitutie, met die van een caseïnerijke voeding, eveneens met of zonder hormonensubstitutie. Alle vrouwen kregen 1 400 mg calcium per dag toegediend. Na twee jaar onderzoek kon aangetoond worden dat het verlies aan botmassa ter hoogte van de wervelkolom significant lager was in de ‘sojagroep’. Na 1 tot 2 jaar kon er evenwel geen significant verschil worden aangetoond tussen het verlies aan botmassa ter hoogte van de heup. Dit is wellicht te verklaren door de minder uitgesproken wijziging van de heupbotdensiteit. De resultaten laten dus vermoeden dat soja tot een verminderd verlies aan botmassa bij menopausale vrouwen kan leiden, maar dat dit effect zich slechts op een enkele specifieke plaats manifesteert.
In een ander recent dubbel blind, gerandomiseerd en placebo gecontroleerd onderzoek bij postmenopausale vrouwen (gemiddelde leeftijd 54.5 jaar), werd de invloed van het toedienen van een genisteïne-supplement onderzocht. Na een jaar behandeling bleek, in vergelijking met de gemiddelde placebogroep, de botdensiteit van het dijbeen en van de wervelkolom verhoogd te zijn. Eén jaar genisteïne-suppletie bleek ook een positieve invloed te hebben op de resorptie- en botvormende markers. Ook andere positieve invloeden konden worden vastgesteld onder meer op het fibrinogeen, de insulineresistentie en het aantal opvliegers. De twee jaar lopende studie is momenteel halfweg. Met belangstelling wordt uitgekeken of de bemoedigende resultaten op het einde van de studie bevestigd zullen worden.
De redactie
* van 30 oktober tot 2 november 2005 – Chicago, USA. |