Door Nicolas Rousseau
" HEALTH & FOOD " nummer 78, September 2006
|
Nu al meer dan dertig jaar geleden, stelden wetenschappers de hypothese voorop dat voedingsvezels als een fysiologisch obstakel fungeren bij de opname van voedsel. Door hun 'honger-stillende' eigenschap beperken ze dus de aanbreng van calorieën. Voor een aantal van deze vezels weet men ondertussen dat ze, door de afscheiding van bepaalde peptiden in de ingewanden, een regulerend effect hebben op het verzadigingsgevoel. We hadden hierover een gesprek met Patrice D. Cani, in België specialist ter zake, doctor in de biomedische wetenschappen en als NFWO vorser verbonden aan de Université Catholique Louvain (UCL), Departement farmacokinetica, metabolisme, nutritie en toxicologie, geleid door professor Nathalie Delzenne.
Waar vindt het verband tussen vezels en eetlust zijn oorsprong?
Uit onderzoek verricht in de loop van de laatste dertig jaar komt duidelijk naar voor dat de inname van vezels een verlagend effect heeft op de nuchtere glycemie en ook na de maaltijd. Kortom een controlerend effect op de glycemie en, in fine, op de voedselinname. Een andere invloed van vezels op de eetlust is dat ze de maaglediging vertragen. Tot op heden had men geen duidelijk beeld welk type vezels hiervoor het best geschikt was.
Waarom fructanen ?
Fructanen zijn polymeren van fructose, een industrieel product verkregen uit de wortel van cichorei. Men onderscheidt het inuline, in natieve vorm aanwezig in cichorei, maar ook in tarwe, ui, look, artisjok, banaan, ... en zijn enzymatisch hydrolysaat, het oligofructose. Deze complexe vezels hebben als bijzondere eigenschap dat ze fermenteerbaar zijn en dus door bepaalde bacteriën, aanwezig in onze darm, kunnen worden afgebroken. Tot voor enkele jaren werd vooral de invloed van fructanen op het vetmetabolisme in de kijker gesteld. Bij ieder experiment op dieren stelde men, onafgezien van hun metabole toestand (obesiteit, normaal gewicht, type 2 diabetes, ...) iets bijzonders vast : ze aten minder en hun gewicht nam af (als gevolg van de vermindering van hun vetmassa). Meer nog, bij het onderzoek met cellulose (een niet fermenteerbare vezel) werden deze nevenwerkingen niet vastgesteld, terwijl deze wel voorkwamen bij andere vezels zoals lactitol of met resistent zetmeel. Dit deed vermoeden dat andere vezels vermoedelijk hetzelfde effect hadden.
Welke invloed hebben ze op de eetlust ?
De invloed op de maaglediging was uiterst gering, zelfs nihil. De aandacht van deze vezels ging dan vooral naar het colon en de invloed op de bacteriënhuishouding aldaar. Het verdict luidde : ze vallen de eetlustregulerende hormonen aan die in het laatste deel van de dikke darm gesynthetiseerd worden. Eén van die hormonen is het GLP-1 (Glucagon-Like Peptide-1), of nog incetine geheten. Het stimuleert de insulinesecretie na de inname van voedsel en vormt samen met het Peptide YY de twee belangrijkste anorexigene hormonen die de werking van het ghreline in de maag tegenwerken (een orexigeen hormoon), een hormoon dat vrijkomt bij de maaltijdinname en het verteringsproces in werking stelt. Welnu, eenmaal de fructanen gefermenteerd zijn in de dikke darm, verhogen ze op significante wijze het gehalte aan GLP-1 en PYY en zorgen ze tezelfdertijd voor een daling van de ghrelineconcentraties in het bloed. De vermindering van de voedselinname en de daling van het lichaamsgewicht, vastgesteld bij de dierexperimenten met fructanen, is te verklaren door een verhoogd verzadigingsgevoel tussen de maaltijden : het hongergevoel treedt later op. De eetlustregulerende eigenschappen zijn te wijten aan de differentiatie van de intestinale stamcellen in GLP-1 afscheidende cellen (met een significante stijging van het aantal GLP-1 producerende cellen). Bij obese en/of diabetische dieren stelt men gelijkaardige eigenschappen vast (voedselinname, vetmassa, ...), maar deze blijken in het geval van type 2 diabetes enkel afhankelijk te zijn van het GLP-1, gezien de concentratie aan ghreline en PYY door de inname van fructanen niet verandert. Hieruit blijkt dus dat het GLP-1 wel degelijk het sleutelhormoon is in deze metabole cascade. Dit blijkt ook uit onderzoek bij de 'knock-out' muizen (muizen waarbij een bijzonder gen wordt geïnactiveerd, in dit geval het gen van de GLP-1 receptor) en de chronische behandelingen met antagonisten van het GLP-1, de invloeden van fructanen ongedaan maken.
Waarom specifiek de werking van het GLP-1 wijzigen ?
Op basis van deze vaststellingen blijkt dus duidelijk dat, naar het voorbeeld van het vetweefsel, het colon een endocrien orgaan is dat in staat is van op afstand weefselfuncties te beïnvloeden. Het GLP-1 is insulinotroop, verhoogt de gevoeligheid voor insuline en verbetert de glucosetolerantie na orale inname van glucose (de glycemie daalt sneller). Het is ook anorexigeen en doet gewicht verliezen. In de praktijk is het, subcutaan ingespoten, sinds 2005 door de Food and Drug Administration (FDA) toegelaten bij de behandeling van obese type 2 diabetespatiënten. Het geneesmiddel is nog niet beschikbaar op de Belgische markt, maar het onderlijnt het belang van fructanen in het domein van de functionele voedingsmiddelen en bij de preventie van obesiteit en van type 2 diabetes in het bijzonder.
Is het een pre- of een probioticum ?
Naar alle waarschijnlijkheid is het de wijziging van de intestinale flora in het proximaal colon die het signaal geeft om de endogene GLP-1 productie op gang te brengen en die de energiehuishouding van de voedingsmiddelen stuurt. Maar voor een optimale werking van de Lactobacillen en andere Bifidobacteriën is de aanwezigheid van een substraat onontbeerlijk, zoals bijvoorbeeld fructanen. Het werkingsmechanisme is verre van uitgeklaard, zeker is dat de fermentatieproducten (o.a. carboxylzuren met korte keten, ...) als katalysatoren werken bij de kettingreactie.
En bij de mens ?
Definitieve uitspraken zijn nog te voorbarig, hiervoor is nog meer onderzoek nodig, maar de beschikbare gegevens zijn veelbelovend. Een inname van 8 g oligofructose, twee maal per dag, is voldoende om een verhoogd verzadigingsgevoel vast te stellen bij het ontbijt en bij het avondmaal en een vermindering van de energieaanbreng vast te stellen met 10 %, en dit zonder het voedingspatroon (dus ook niet de aanbreng van voedingsstoffen) te wijzigen. Uit een klinisch onderzoek blijkt ook duidelijk dat de inname van fructanen tot een stijging van de GLP-1 spiegel leidt en dat dit verschijnsel zeer nauw verband houdt met de intestinale fermentatie. Deze onderzoeken zijn werkelijk bemoedigend. Binnen enkele jaren zouden ze moeten leiden tot een voedingsaanbeveling die leidt tot een verbetering van de insulinegevoeligheid, het verzadigingsgevoel en verlies aan lichaamsgewicht bij obese personen en type 2 diabetespatiënten .
Nicolas Rousseau
Diëtist, voedingsdeskundige
Referenties
- Delmee E et al. Life Sci. 2006 Aug 1;79(10):1007-13.
- Cani PD et al. . Diabetes. 2006 May;55(5):1484-90.
- Burcelin R et al Med Sci (Paris). 2006 Mar;22(3):237-9.
- Delzenne NM et al Curr Opin Clin Nutr Metab Care. 2005 Nov;8(6):636-40.
- Cani PD et al Obes Res. 2005 Jun;13(6):1000-7.
- Cani PD et al J Endocrinol. 2005 Jun;185(3):457-65. Voor meer informatie : www.ciriha.org |