.
 

Archieven> N°83 > artikel
<< previous next >>

Vezels en verzadiging

Doorgaans worden vezels omwille van hun specifieke eigenschappen als positief aanzien voor de gezondheid. Ze hebben een gunstige werking op de darmtransit en op het verzadigingsgevoel. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt overduidelijk dat zowel de textuur van de vezels als vezelrijke voedingsmiddelen als dusdanig een belangrijke invloed hebben op de voedselverzadiging en het verzadigingsgevoel.

Stéphanie Vanbever en Magali Jacobs, diëtisten

" HEALTH & FOOD " nummer 83, Juni - Juli 2007

het artikel drukken

Onder de term 'voedingsvezels' verstaat men stoffen van plantaardige oorsprong die na de inwerking van spijsverteringsenzymen geen wijzigingen ondergaan. Er worden twee groepen onderscheiden: wateroplosbare vezels (pectines, plantenslijmen, ...) en onoplosbare vezels (cellulose, hemi-cellulose en lignines). De chemische structuur en de fysische eigenschappen van beide soorten vezels is verschillend (volume, viscositeit, waterbindend vermogen, adsorptie en fermentatie). Vezels die geen enkele wijziging ondergaan na passage door het maagdarmkanaal hebben ook geen voedingswaarde. Zij die geheel of gedeeltelijk in de darm gefermenteerd worden kunnen wel een beperkte hoeveelheid energie leveren. De rol van de vezels is vooral van belang in verband met de darmtransit. Dank zij hun waterabsorberend vermogen verhogen ze het volume van de voedselbolus en de stoelgangmassa, stimuleren ze de darmsamentrekking en bevorderen ze de bacteriële fermentatie in het colon (1,2). Ze worden ook beschouwd als de stoffen die het verzadigingsgevoel tot stand brengen en dit ook aanhouden.

Verzadiging of verzadigingsgevoel?

Verzadiging wordt omschreven als een gevoel van bevrediging van de honger. Er treden een aantal fysiologische signalen in werking, zoals het verdwijnen van de behoefte om voedsel in te nemen. Door de inname van voedsel treden een aantal mechanische (vulling van de maag) en hormonale (afscheiding) processen in werking, waardoor het eetgedrag wijzigt en leidt tot het ophouden voedsel in te nemen. Na de maaltijd is men verzadigd, een toestand die gekenmerkt wordt door het verdwijnen van het hongergevoel en die aanhoudt tot de volgende spontane voedselinname. De rol van de vezels op deze twee verschillende fysiologische mechanismen werd reeds in tal van wetenschappelijke studies onderzocht. Het resultaat van deze studies verschilt naargelang de onderzochte populatie, het type vezel, de ingenomen hoeveelheid of nog de wijze van toediening. Spijts de uiteenlopende resultaten, blijkt uit een groot aantal studies dat de viscositeit van de vezels een belangrijke rol speelt bij het onderdrukken van de honger en het ervaren van het verzadigingsgevoel, terwijl hun waterabsorberend vermogen duidelijk verband houdt met een verhoging van het volume van de voedselbolus en dus de verzadiging (1).

Structuur en verzadigend vermogen

Een studie onderzocht de invloed van een vezelrijke maaltijd, met onder meer wortelen, op de postprandiale verzadiging en de daaropvolgende voedselinname. De geteste maaltijd (3.329 kJ) bestond uit 200 g kip, 200 g gekookte rijst met een zoet-zure saus, 200 g wortelen. De wortelen werden onder drie verschillende vormen toegediend: ofwel in hun geheel (structuur van de wortelen ongewijzigd, hoeveelheid vezels ongewijzigd); fijn gemixt, (structuur gewijzigd, hoeveelheid vezels ongewijzigd); ofwel een bereiding waarin nog alle voedingsstoffen van de wortelen aanwezig zijn (wijziging van de structuur en afwezigheid van vezels). Rekening houdend met de voedingsstoffen aanwezig in wortelen, bleek de verzadiging significant groter te zijn bij de wortelen in hun geheel ingenomen en bij de gemixte wortelen. Men stelde ook vast dat de opeenvolgende voedselinnamen bij de maaltijd waarin de wortelen in hun geheel aanwezig waren langer uitbleven in vergelijking met de maaltijd met gemixte wortelen. Deze resultaten bevestigen dat de oorspronkelijke textuur (opname van lucht, vorm, ...) van een voedingsmiddel en de granulometrie (grootte van de deeltjes), omwille van de tijd en de inspanning die nodig is voor het kauwen, een even belangrijke invloed hebben op de verzadiging als de hoeveelheid aanwezige vezels (3).

Een voordeel in de strijd tegen zwaarlijvigheid?

Het verzadigend vermogen van vezels is een zegen in de strijd tegen zwaarlijvigheid. Volgens diverse bronnen zou het toevoegen van vezels in een hypo-energetische en vetarme voeding het verzadigingsgevoel doen toenemen. Een Amerikaans onderzoeksteam wilde dit aspect nader onderzoeken. Ze gingen na in welke mate het toevoegen van vezels, gommen van alginaat en guar aan het ontbijt een invloed hebben op de eetlust en de voedselinname. De deelnemers (met overgewicht) moesten zich 's morgens in het onderzoekslabo, nuchter ('s nachts geen voedsel ingenomen) aanmelden. Vooreerst werd hun eetlust geëvalueerd en kregen ze als ontbijt een graanreep van 55 g waaraan voorgenoemde vezels waren toegevoegd. Onmiddellijk na de inname werd hun eetlust opnieuw geëvalueerd en vervolgens om de 30 minuten en dit gedurende vijf uur. Het experiment werd zo vijf opeenvolgende dagen uitgevoerd. Na een rustperiode van negen dagen werd een gelijkaardig experiment uitgevoerd maar dan met een gecontroleerde graanreep zonder vezels. Bij de inname van de vezelverrijkte graanreep kon geen positieve invloed op de eetlust en de voedselinname worden vastgesteld (4). Voor de onderzoekers was het resultaat eerder teleurstellend. Een verklaring hiervoor moet wellicht gezocht worden in het feit dat hongergevoel en verzadiging vaak foutief ingeschat worden of soms ontkend worden bij personen met overgewicht of zwaarlijvigheid. Leidde de studie niet eerder tot vaststellingen in verband met voedingsgedrag dan wel met de werkelijke invloed van vezels? De doeltreffendheid van een 'vezelrijke' voeding zou zeker nog onder een andere invalshoek moeten worden onderzocht.

Vezels en glycemie

Het verzadigend vermogen van voedingsmiddelen wordt wellicht ook bepaald door de invloed van de er in aanwezige vezels op het glycemisch evenwicht. Hoe lager de glycemische index van een voedingsmiddel, hoe trager de glucose in de bloedbaan terecht komt. Derhalve is het verzadigend vermogen van dergelijk voedingsmiddel groter dan van een voedingsmiddel met een hoge glycemische index! De rol van vezels bij het glycemisch evenwicht is eenvoudig: ze hebben de neiging om de stijging van de glycemie na de maaltijd te temperen. De plotse daling van de hoeveelheid suiker in het bloed, door de werking van de insuline, en het daarmee gepaard gaande gevoel van vermoeidheid en honger, worden erdoor vermeden. Dit wijst op een andere potentiële rol van de vezels op de maagvulling, een aspect dat evenwel nog niet kon worden aangetoond.

De kracht van volle graanproducten

In theorie zouden volle graanproducten de belangrijkste bron van vezels moeten zijn in onze voeding. Dit blijkt ook uit de plaats die ze krijgen in de voedingsdriehoek, met name onderaan, juist boven water. Hier wordt ook aanbevolen 'volle' graanproducten te gebruiken in plaats van hun 'geraffineerde' analogen. Volle graanproducten hebben meer dan één troef in hun marge, ze komen altijd bovenaan de lijst. Tal van studies tonen aan dat het risico op de ontwikkeling van type 2 diabetes op significante wijze daalt wanneer dagelijks een voldoende hoeveelheid volle graanproducten wordt ingenomen. Daarenboven kon ook een positief verband worden aangetoond tussen een hoge vezelinname en een langzamere toename van het lichaamsgewicht. Een stijging van het lichaamsgewicht zou ook minder vaak voorkomen wanneer volle graanproducten rijkelijk in de voeding aanwezig zijn. Deze goede eetgewoonte leidt ook tot een betere insulinegevoeligheid en afscheiding van insuline. Verder hebben vezels mogelijk een invloed op de maaglediging en dus op het verzadigingsgevoel. Vezels mogen dus zeker niet ontbreken in onze dagelijkse voeding, onder de vorm van fruit, groenten, volle graanproducten of peulvruchten!

Stéphanie Vanbever en Magali Jacobs, diëtisten

Referenties
(1) Burton-Freeman, J Nutr., 2000 ;130:272S-275S.
(2) Slavin et al., Nutr Bulletin, 2007 ;32 :32-42.
(3) Moorhead et al., Br J Nutr. 2006 ;96(3):587-95.
(4) Mattes, Physiol Behav., 2007;90(5):705-11. [Epub 2007 Jan 3]
(5) Lee et al., Am J Clin Nutr. 2006;84(5):975-80. .

hoog van bladzijde


Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés