" HEALTH & FOOD " nummer 94, 2009
|
De intestinale microbiële flora, waarin een grote diversiteit van bacteriën aanwezig is, speelt een belangrijke rol voor de gastheer. Omgevingsfactoren, waaronder de voeding, kunnen in belangrijke mate de samenstelling en de werking van die flora beïnvloeden. Het is bekend dat specifieke bestanddelen aanwezig in de intestinale flora, zoals bijvoorbeeld Lactobacillen of Bifidobacteriën, heilzaam zijn voor de gastheer. Dit geldt onder meer voor de intestinale ontwikkeling en integriteit, afweer tegen pathogene micro-organismen en modulatie van het immunitair systeem.
Werkzaam op alle fronten
De wijze waarop probiotische bacteriën inwerken op de fysiopathologie van intestinale aandoeningen is zeer ruim. Bij lactose-intolerantie wordt het lactose, als gevolg van een verminderde lactaseactiviteit in de mucosa, onvoldoende gesplitst. Dit kan tot hevige aanvallen van gastro-enteritis leiden en/of tot steeds weerkerende buikpijn. De werking van het disaccharidase ter hoogte van de dunne darm beïnvloedt het transport van de niet gesplitste monosacchariden in een lactosemolecule. Door de aanwezigheid van niet gesplitste en niet geabsorbeerde lactose ontstaat een osmotische diarree. Lactobacillen bevatten actieve ?-galactosidasen die in staat zijn lactose afkomstig uit de voeding te splitsen en zo de ernst van de osmotische diarree te milderen.
Proeven in vitro hebben aangetoond dat melkzuurbacteriën in staat zijn bestanddelen met een antimicrobiële activiteit aan te maken, zoals bijvoorbeeld organische zuren, vrije vetzuren, ammoniak en waterstofperoxide.
De doeltreffendheid van het probioticum op basis van Lactobacillus GG (LGG) kan worden verklaard door de aanmaak van een molecule met laag moleculair gewicht met een antimicrobiële activiteit. In de intestinale flora van muizen kon hierdoor de ontwikkeling van enterische Gram (+) en Gram (-) bacteriën worden afgeremd. Het hier werkzaam bestanddeel is verschillend van het melk- en azijnzuur en is oplosbaar in aceton.
Probiotica beïnvloeden ook de intestinale kolonisatie van pathogene micro-organismen. Dit gebeurt door een mechanisme van competitieve afremming ter hoogte van de aanhechtingsplaatsen van de microben. Zo kon in een studie worden aangetoond dat LGG in staat is de aanhechting van het pathogene E. coli 0157H7 aan de intestinale epitheelcellen te verhinderen.
Zowel aangeboren als verworven
Probiotica kunnen ook een ondersteunende werking uitoefenen op de intestinale en systemische immuniteit. Het toedienen van een probioticum met LGG aan Finse kinderen, lijdend aan acute diarree, leidde tot een verhoogde specifieke serologische respons door de aanmaak van IgM en IgA-antilichamen tegen het Rotavirus.
Ook in twee andere studies werd bij het merendeel van de patiënten lijdend aan diarree als gevolg van een Rotavirus-infectie, een positief effect vastgesteld na het toedienen van een levensvatbare LGG-stam. Tijdens de herstelperiode stelden onderzoekers een verhoogde aanmaak van IgA secreterende cellen vast.
Probiotica kunnen ook op een positieve wijze de cellulaire immuniteit beïnvloeden. Zo blijkt dat via een orale of pariëtale toediening van lactobacillen aan muizen, de fagocytaire activiteit van de macrofagen ten aanzien van diverse bacteriën toeneemt. Zo blijkt eveneens dat verschillende stammen van lactobacillen de aanmaak van ?-IFN, IL-12 en IL-18 door de lymfocyten in het bloed bij de mens doen toenemen. Lactobacillen zijn ook in staat het vermogen om ?-IFN aan te maken in het lichaam, te stimuleren. In een andere studie blijkt dat Lactobacillen die zich in de intestinale mucosa hebben genesteld een potentiële stimulator zijn voor de aanmaak van IL-12. IL-12 leidt tot een afremming van de Th-2 type lymfocytenrespons en een verminderde aanmaak van IL-4 en IgE. Dit complex responsmechanisme verklaart wellicht de potentiële werking van probiotica bij de preventie van allergieën.
Verzacht de pijn
Dit alles vertaalt zich in de dagelijkse klinische praktijk. Tijdens een behandeling van acute diarree bij kinderen, ofwel enkel met een ORS-medicatie, ofwel gecombineerd met ORS-medicatie met een LGG-probioticum, blijkt dat de gecombineerde behandeling de aandoening met 37 uur verkort. Ook het aantal ontlastingen daalt opmerkelijk, met name met eenderde vanaf dag twee van de behandeling en tot de helft na de vierde dag.
Het is derhalve duidelijk dat de waaier van mechanismen waarbij probiotica een heilzaam effect hebben op de gezondheid zeer ruim is. Daarenboven is dit nog maar de startfase van de veelbelovende ontdekkingstocht.
De Redactie
Referenties
Alvarez-Olmos MI, Oberhelman RA. Probiotic agents and infectious diseases: a modern perspective on a traditional therapy. Clin Infect Dis. 2001; 32: 1567-76.
Berni Canani R, Cirillo P, Terrin G et al. Probiotics for treatment of acute diarrhoea in children: randomised clinical trial of five different preparations. BMJ 2007. doi: 10.1136/bmj.39272.581736.55.
Delcenserie V, Martel D, Lamoureux M et al. Immunomodulatory effects of probiotics in the intestinal tract. Curr Issues Mol Biol. 2008; 10: 37-54.
Schiffrin EJ, Blum S. Interactions between the microbiota and the intestinal mucosa. Eur J Clin Nutr. 2002; 56 Suppl 3: S60-4.
Silva M, Jacobus NV, Deneke C et al. Antimicrobial substance from a human Lactobacillus strain. Antimicrob Agents Chemother. 1987; 31: 1231-3.
Sullivan A, Nord CE. Probiotics and gastrointestinal diseases. J Intern Med. 2005; 257: 78-92.
|