Door Dr. Jean Andris
" HEALTH & FOOD " nummer Speciaal, Mei 2006
|
Het doen aan fysieke activiteit, heel het leven door, bevordert de gezondheid. Bij de allerkleinsten en bij kinderen komt dit de psychomotorische ontwikkeling en de ontdekking van het eigen lichaam ten goede. Al in de prille levensjaren wordt op die manier een preventief harnas opgebouwd vermits fysieke activiteit de pulmonaire en cardiale capaciteit ontwikkelt. Het komt ook de ontwikkeling van een duurzame botmassa ten goede die de persoon op latere leeftijd beter tegen osteoporose zal beschermen.
Zeker geen verloren tijd
Eenmaal de eerste tientallen levensjaren verlopen zijn wordt het doen aan fysieke activiteit wat moeilijker. Talrijke studies hebben aangetoond dat senioren die regelmatig een aangepaste fysieke activiteit beoefenen, zelfs op gevorderde leeftijd, daar hun voordeel uit halen. Dit geldt niet enkel voor zij die nog in goede gezondheid verkeren, maar ook voor diegenen die lijden aan een of andere aandoening.
Sinds de eerste epidemiologische studies het belang van fysieke activiteit aantoonden, is het duidelijk geworden dat inactiviteit een belangrijke risicofactor is voor alle bevolkingscategorieën. Men gaat zelfs een stap verder door te stellen dat de verminderde mobiliteit als gevolg van het ouder worden voor de helft te verklaren is door een gebrek aan fysieke beweging. Wat het verlies aan spierfuncties betreft, weet men dat deze voor een deel kunnen herwonnen worden door spierinspanningen die de uithouding bevorderen in te lassen.
In tegenstelling tot wat lange tijd a priori werd beweerd : ‘alle activiteiten bedoeld om het uithoudingsvermogen te bevorderen zijn verboden’, blijkt nu dat een combinatie van aangepaste aërobe oefeningen en uithoudingsoefeningen bijzonder geschikt zijn om een aantal leeftijdsgebonden somatische wijzigingen tegen te gaan. Maar hier, zoals voor veel zaken, begint de preventie tijdens de kinderjaren. Het voordeel dat uit het beoefenen van fysieke beweging kan gehaald worden hangt af van de basisconditie die men al dan niet bezit. Dit is ook in functie van de eventuele aanwezigheid van een onderliggende aandoening : men zal niet dezelfde doelstellingen beogen bij iemand die aan artrose lijdt dan bij iemand die aan een hartkwaal lijdt. Parameters als duur, intensiteit en frequentie van fysieke activiteit tenslotte, bepalen de ‘winst’ van het beoefenen van fysieke activiteit. Wel is het zo dat beperkingen van deze parameters bepaald worden door aan- of afwezigheid van bepaalde aandoeningen.
Voor alles goed
Sinds lang is geweten dat fysieke activiteit een positieve invloed heeft op de bloeddruk. Naar het schijnt, aldus een studie van Lee et al., zou het besef van dit voordeel, de motivatie om de bloeddruk onder controle te houden en de gewoonte om aan sport te doen positieve voortekenen zijn om de doeltreffendheid van fysieke activiteit op de bloeddruk in te schatten.
De invloed van sporten op het eigen lichaamsbeeld, op de spiertoniciteit en op het evenwichtsgevoel zijn voor niemand nog een geheim. Het is wellicht goed er aan te herinneren dat deze voordelen voor senioren zich vertalen in een verminderd risico op vallen en een positieve invloed op osteoporose. Het hoeft niet eindeloos herhaald te worden welke catastrofale gevolgen een val voor ouderen kunnen betekenen : het verlies van een autonoom en sociaal leven, het risico op fatale infecties tijdens de periode van immobiliteit, zelfs het verergeren van dementie die tot voor de val nog onder controle kon worden gehouden dankzij de dagelijkse onafgebroken zorgen.
Ook de psyche
Alluderend op dementie is het hier een passend moment om kort de voordelen van fysieke activiteit aan te halen ten aanzien van de geestelijke gezondheid. Naast het feit dat in groep beoefende fysieke activiteit tot een hechter sociaal leven leidt, bestaat er geen twijfel over dat fysieke activiteit ook tot een verbetering van depressieve symptomen leidt bij personen die aan stemmingsstoornissen lijden. Natuurlijk moet de persoon in kwestie, gezien zijn psychische toestand, eerst overtuigd worden om ‘te bewegen’ … Eenmaal deze klip overwonnen kan het, aldus Sjosten et al. alleen maar beter gaan. Misschien is het wel zo dat bewegen een relatieve bescherming biedt tegen neerslachtigheid bij personen die er nog niet onder lijden, maar bij zover ons bekend zijn er geen studies voorhanden die deze zienswijze staven. Tenslotte zullen we het niet hebben over de positieve invloed van beweging op de spijsvertering noch op het endocrien en metabool evenwicht.
Spijts alles, toch risico’s
Wanneer er beperkingen qua frequentie, intensiteit en duur van de oefeningen worden opgelegd, alsook van de soort oefeningen in functie van eventuele aandoeningen, kunnen er ook beperkingen worden opgelegd omwille van eventuele risico’s als gevolg van een verkeerd programma. Een ischemische hartaandoening bijvoorbeeld, kan als gevolg van een niet aangepaste fysieke activiteit verergeren, het kan zelfs acuut tot een ernstig cardiaal incident leiden, zelfs tot overlijden. Dit geldt altijd zo, of de aandoening nu wel dan niet gediagnosticeerd is. In dit opzicht wordt, vooraleer welke vorm van fysieke activiteit ook opnieuw wordt aangevat, een grondig medisch onderzoek ten zeerste aanbevolen, inclusief een inspanningstest. Dit onderzoek moet jaarlijks herhaald worden, of zelfs frequenter wanneer de arts (bij voorkeur een cardioloog) dit nodig acht. Wanneer ook maar de minste tekenen van ongemak zich voordoen moet de toestand opnieuw geëvalueerd worden en moeten de inspanningen aangepast worden.
Het aanleren van een ‘self-monitoring’ techniek lijkt bijzonder waardevol te zijn bij het beoefenen van fysieke inspanningen. Het beste is nog, zowel bij hartaandoeningen als bij andere aandoeningen, oefeningen onder deskundige begeleiding te doen. Dit kan in clubs of specifiek samengestelde groepen en onder directe begeleiding van een oefenmeester of een kinesitherapeut, gespecialiseerd in het begeleiden van fysieke activiteit voor senioren. Het is ook aangewezen dat deze ‘animator’ weet hoe eerste zorgen moeten worden toegediend. In een recent uitgevoerde preliminaire studie, weliswaar op zeer kleine schaal, wijzen Armit et al. op het belang van bewegen in kleine groepen, ondersteund door professionele adviezen. In de studie werd de invloed van dergelijke benadering op de bloeddruk van de deelnemers onderzocht.
Ook de longen
Het hart kan nog andere nadelen ondervinden, bijvoorbeeld aritmie, die oorzaak kunnen zijn van plots overlijden. Hoewel deze kans daadwerkelijk bestaat, stellen specialisten dat dit risico uitermate gering is.
Dehydratatie met een verstoring van de elektrolytenbalans voor gevolg, vormt een andere bedreiging. Alle sportbeoefenaars, welke ook hun leeftijd is, worden hierdoor bedreigd. Voor senioren is het risico nog groter gezien hun vervaagd dorstgevoel. Daarenboven werkt hun mechanisme van thermische regulatie minder doeltreffend en is de nierzuivering iets afgenomen. Het risico wordt nog groter wanneer fysieke activiteit in uitzonderlijke klimatologische omstandigheden begeoefend wordt. Dit kan zowel tot trombose als tot hyperthermie leiden. We hebben reeds op het verergeren van een bestaande aandoening gewezen. Denken we hierbij niet alleen aan hartlijders, hoger in dit artikel aangehaald, maar ook aan respiratoire aandoeningen. Pollutie kan een bijkomend risico betekenen. Wijzen we tenslotte op mogelijke spier-skelet risico’s : spiermoeheid of peesoverbelasting, tendinitis, spierscheuren of verstuikingen. Voldoende redenen om progressief te starten en waarbij ‘voorzichtigheid’ het sleutelwoord is. Kortom, bewegen op alle leeftijden is een noodzaak, maar dit moet op een individueel aangepaste wijze gebeuren. Dit kort en zeker onvolledig overzicht van zowel enkele positieve als negatieve gevolgen van fysieke activiteit, toont het belang aan van fysieke activiteit en de noodzaak dit onder begeleiding te doen.
Dr. Jean Andris
Referenties
Armit CM et al. Promoting physical activity to older adults : a preliminary evaluation of three general practice-based strategies. J Sci Med Sport 2005; 8: 446-50.
Lee YS, Laffrey SC. Predictors of physical activity in older adults with borderline hypertension. Nurs Res 2006; 55: 110-20.
Broderick CR et al. Spoprts for special groups. Medical Journal of Australia 2006; 184: 297-302.
http://www.mja.com.au/public/issues/184_06_200306/bro10547_fm.html
Sjosten N, Kivela SL. The effect of physical exercise on depressive symptoms among the aged : a systematic review. Int J Geratr Psychiatr 2006; 21: 410-8.
Weerdestijn V. et al. A five-week exercise program can reduce falls and improve obstacle avoidance in the elderly. Gerontology 2006; 52: 131-41.
|