Het was niet de eerste keer dat er een onderzoek naar de voedingsgewoonten van de Belg werd gevoerd, maar er was nood aan nieuwe informatie. Het laatste gelijkaardig onderzoek (de BIRNH-studie) liep van 1979 tot 1984; het is duidelijk dat sindsdien de voedingsgewoontes en het voedselverbruik sterk geëvolueerd zijn !
Eiwitten in overvloed
Wat de eiwitten betreft is het voor gezondheidsmedewerkers niet altijd voor de hand liggend voldoende eiwitten te voorzien in de voeding van senioren. Het risico dat een ‘oudje’ bij opname in het ziekenhuis of in een bejaardentehuis in een eiwit-energie ondervoeding terechtkomt is niet denkbeeldig. Bij thuisverblijvende bejaarden lijkt de toestand helemaal anders te zijn. De peiling toont aan dat de gemiddelde eiwitinname voor het geheel van de bevolking ruimschoots de dagelijks aanbevolen hoeveelheid overtreft. Meer nog, het zijn de zestigplussers die het meeste energie afkomstig van eiwitten innemen. De voeding van onze senioren is in werkelijkheid helemaal anders dan het beeld dat we er doorgaans van hebben. Het is soms verbazend te zien hoe sommige ouderen genieten van een steak of omelet op Grootmoeders wijze …
Met saus !
Wat de vetten betreft is er geen geheim : de voeding van de Belg bevat veel te veel vet. Men kan zich terecht vragen stellen omtrent de invloed van de sinds jaren gevoerde sensibiliseringscampagnes op onze gezondheid. Al is het percentage energie uit vetten gedaald tot onder de grens van 40 %, toch blijft het aandeel in de totale energieaanvoer voor het geheel van de volwassenen boven de gestelde norm. Slechts 10 % van de bevolking situeert zich in de zone die door de Hoge Gezondheidsraad wordt aanbevolen, met name maximum 30 % energie uit vetten. De situatie voor de senioren is niet veel beter, integendeel zelfs : het is in de leeftijdscategorieën 60-74 jaar en ouder dan 75 jaar dat de vetinname het hoogst is. Voor de totale bevolking is dit 37.9 % terwijl het aandeel 39.0 % bedraagt voor de 60-74 groep en 39.8 voor de 75-plussers.
Het zijn vooral de verzadigde vetten die de cijfers doen trillen : het aandeel blijft maar stijgen met het ouder worden. Voor de senioren liggen de waarden om en bij de 17 %, in sommige gevallen zelfs hoger, terwijl de aanbeveling ‘niet hoger dan 10 %’ is.
Tabel 1 Aanbreng van voedingsstoffen per leeftijdscategorie |
Leef-tijd |
Energie
(kcal) |
Eiwitten
(% energie) |
Vetten
(% energie) |
VVZ
(% énergie) |
EOVVZ |
MOVVZ (% energie) |
Totale koolhydraten
(% energie) |
suikers
(% energie) |
calium
(mg) |
ijzer
(mg) |
Vit C
(mg) |
Water, dranken
(g) |
15-18 |
2251.2 |
13.7 |
36.2 |
14.4 |
13.0 |
6.7 |
50.1 |
24.2 |
7887.9 |
11.1 |
88.8 |
730.5 |
19-59 |
2128.6 |
16.4 |
37.6 |
15.4 |
13.7 |
7.0 |
46.1 |
20.5 |
813.3 |
11.6 |
89.1 |
1277.7 |
60-74 |
1868.1 |
16.8 |
39.0 |
16.2 |
14.1 |
6.8 |
44.2 |
19.2 |
695.4 |
10.8 |
93.5 |
1184.8 |
> 75 |
1668.1 |
16.6 |
39.8 |
17.3 |
14.0 |
6.3 |
43.5 |
18.7 |
623.7 |
9.1 |
86.3 |
958.9 |
Moyenne |
2046.2 |
16.3 |
37.9 |
15.6 |
13.8 |
6.9 |
45.8 |
20.3 |
775.7 |
11.2 |
89.7 |
1201.9 |
Terugval van de calorieën
Voor diegenen die cardiovasculaire preventie met hart en ziel promoten, zullen deze cijfers beslist hard aankomen. Het cijfermateriaal moet toch enigszins genuanceerd worden en zeker de hoge waarden bij de senioren. Deze kunnen voor een deel verklaard worden door de opmerkelijke daling van de totale energieaanbreng bij ouderen.
De voedselconsumptiepeiling brengt niet alleen slecht nieuws. Het energieaandeel van de meervoudig onverzadigde vetzuren bedraagt 6.9 % voor het totaal van de bevolking, wat binnen de norm is. Dit percentage geldt ook grotendeels voor de senioren. Jammer genoeg verduidelijkt het onderzoek niet de aard van deze meervoudig onverzadigde vetzuren. Dus geen informatie omtrent het aandeel van de omega-3 vetzuren, die nochtans een belangrijk aspect zijn voor de gezondheid en het voedingsevenwicht.
Tekort aan koolhydraten
Hoe zit het met de inname van koolhydraten ? Aanzienlijk lager dan de aanbevolen hoeveelheid ! Men werpe geen steen naar de ouderen: de jongeren doen al niet veel beter. Voor het geheel van de bevolking is het percentage dat de aanbevolen norm behaalt (minstens 55 % van de totale energieaanbreng) slechts 7.5 %. Het zijn de minder dan 18 jarigen die hier het best scoren : 16.3 % beantwoordt aan de norm. Bij de senioren is de toestand rampzalig : slechts 3.7 % bij de zestigplussers. Verduidelijken we evenwel dat het vooral het aandeel van de suikers is die voor een grote variatie in de totale koolhydratenaanbreng zorgt bij de diverse leeftijdscategorieën. De hoeveelheid ingenomen suikers is uitzonderlijk hoog bij jongeren (dit is geen goed teken gezien het vooral toegevoegde suikers betreft). Wat er ook van zij, de Belg eet niet genoeg complexe koolhydraten en dit geldt ook voor de senioren. De belangrijkste bronnen van koolhydraten in de voeding van de Belg zijn brood en beschuit, gevolgd door aardappelen, frisdranken, fruit en gesuikerde nagerechten, gebak en koekjes, deegwaren en rijst.
Hydratatie : tekort aan water !
Niet gesuikerde dranken, en water in het bijzonder, prijken op de onderste laag van de voedselpiramide. De dagelijks aanbevolen vochtinname bedraagt minimaal anderhalve liter (een aanbeveling die sterk kan wijzigen in functie van bepaalde situaties). Uit de peiling blijkt dat de ingenomen hoeveelheid voor het geheel van de bevolking om en bij de 1.2 l per dag bedraagt. Slechts één op vijf bereikt de aanbeveling van anderhalve liter per dag. De toestand is niet bepaald rooskleurig voor de oudere leeftijdsgroep. In de leeftijdscategorie 75 jaar en ouder wordt de drempel van één liter per dag zelfs niet gehaald. Dit gegeven bevestigt het belang om bijzondere aandacht te besteden aan de vochtinname bij ouderen en dit om dehydratatie te voorkomen.
Calciumerosie
Wat de aanvoer van calcium betreft is de toestand ronduit alarmerend ! Uit de resultaten zien we dat de gemiddelde calciuminname (zowel voor mannen als voor vrouwen en voor alle leeftijdscategorieën) 776 mg per dag bedraagt. Dit is aanzienlijk beneden de aanbevolen hoeveelheid : voor een volwassene 900 mg per dag en voor een vrouw ouder dan zestig of in de menopauze 1200 mg. Hoe ouder, hoe minder calcium wordt ingenomen… bij 75-plussers is de aanvoer teruggevallen tot 624 mg per dag, wat ongeveer de helft van de aanbevolen hoeveelheid is ! Ook hier moeten deze alarmerende cijfers gezondheidswerkers ertoe aanzetten de inname van calcium bij ouderen te stimuleren en hen vertrouwd te maken met calciumrijke producten. Goede bronnen zijn onder meer zuivelproducten en met calcium verrijkte sojaproducten.
Vrouwen en ijzer
Het is alom geweten dat een tekort aan ijzer een van belangrijkste deficiënties is in de zogenaamde welstellende landen. De peiling kan alleen maar deze stelling bevestigen : er komt te weinig ijzer op ons bord ! Ook al stelt het probleem zich minder scherp voor mannen (hun gemiddelde dagelijkse inname aan ijzer ligt boven de aanbevolen hoeveelheid), toch blijft de aanvoer van ijzer ontoereikend bij vrouwen (dit geldt voor alle leeftijdscategorieën). Ook hier scoren de ouderen het slechtst : de slechtste resultaten zijn te zien bij vrouwen ouder dan 60.
De aanbreng van vitamine C, die de biobeschikbaarheid van het non-heamijzer bevordert, is onafscheidelijk verbonden met de consumptie van fruit en groenten. Voor het gros van de Belgen betekent de aanbreng van deze vitamine geen probleem : 63.8 % van de bevolking bereikt de aanbevolen norm van 70 mg/dag. Ook de senioren beantwoorden grotendeels aan de norm. Toch een bedenking : vermoedelijk zijn deze cijfers fel overschat. Gezien de bijzondere kwetsbaarheid van vitamine C (bewaring en bereiding) stemt de theoretische inname wellicht niet overeen de werkelijke inname.
De inname van snacks bij volwassenen daalt, maar stijgt opnieuw bij de oudere bevolkingsgroep (60-74 jaar). Producten uit de restgroep daarentegen (deze die zich in de top van de piramide bevinden) worden dan weer minder door ouderen en meer door jongeren ingenomen.
Christelle Vandehoeck en Nicolas Guggenbühl
Diëtist, voedingsdeskundige *Voedselconsumptiepeiling België 1 – 2001
Dienst epidemiologie, 2006; Brussel
Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid
REF: D/2006/2505/16, 2006, IPH/EPI verslag nr 2006-014
Onderzoeksteam : Stephanie Devriese, Inge Huybrechts, Michel Moreau, Herman Van Oyen |