Wie dient naast een dieet ook een medicamenteuze therapie te volgen in geval van hypercholesterolemie ? Dat is zeker het geval als men enkel boter vervangt door olijfolie en wat magere producten gebruikt. Maar dankzij de combinatie van meerdere dieetmaatregelen is het mogelijk alles behalve verwaarloosbare resultaten te bekomen. Dat is de conclusie van een nieuwe studie uitgevoerd door een team in Toronto en recent gepubliceerd in het Journal of the American Medical Association.
Azentroef
Het onderzoek had tot doel het therapeutisch potentieel te evalueren van het toevoegen van 4 voedingsmiddelen of ingrediënten met een aangetoonde cholesterolverlagende werking. Daartoe werden 46 mensen met hypercholesterolemie in drie groepen ingedeeld: de eerste (controle-)groep paste de klassieke aanbevelingen toe om de verzadigde vetzuren en cholesterol te doen dalen. De tweede groep (statines) volgde het zelfde dieet maar kreeg tevens een therapie met statines (20 mg lovastatine). De derde groep (combinatie) diende de aanbreng van oplosbare vezels (via haver, gerst en psyllium) te verhogen alsook van sojaproteïnen (via « zuivelproducten » en vleesvervangers). Zij aten dagelijks amandelen (mono-onverzadigde vetzuren en plantaardige sterolen) en gebruikten een margarine die verrijkt was met fytosterolester.
De auteurs hebben er op gelet bepaalde parameters te corrigeren om het effect van de cholesterolverlagende voedingsmiddelen beter te kunnen evalueren. De controlegroep gebruikte gewijzigde cartaam- en zonnebloemolie rijk aan mono-onverzadigde vetzuren (oleisol) om de aanbreng van onverzadigde vetzuren te verhogen en at volkoren brood en ontbijtgranen om de aanbreng van totale voedingsvezels te vergroten (met weinig oplosbare vezels). De combinatiegroep kon met mate eieren en boter gebruiken om de aanbreng van verzadigde vetzuren en voedingscholesterol te standaardiseren.
Bijna 30 % reductie
Na 4 weken follow-up waren de resultaten verrassend: het LDL-cholesterol daalde met 28,6 % in de combinatiegroep en die daling was niet statistisch significant verschillend van die in de statinegroep (- 30,9 %). In de controlegroep bedroeg de reductie slechts 8 %. Een ander belangrijk punt is de vermindering van het C-reactief proteïne: die marker van ontsteking houdt verband met het cardiovasculair risico en daalde met 33,3 % in de combinatiegroep, met 28,2 % in de statine-groep en met 10, 0 % in de controlegroep.
Die gegevens tonen duidelijk aan dat het mogelijk is belangwekkende resultaten te bekomen dankzij veranderingen in de voeding die wat meer inhouden dan enkel maar de aanbreng van vetzuren en cholesterol te wijzigen. De omkadering en de motivatie dienen echter wel van die aard te zijn dat dergelijke veranderingen worden doorgevoerd want die vergen zeker meer inspanning dan een pilletje voor te schrijven en in te slikken.
Nicolas Guggenbühl
Diëtist Voedingsdeskundige
Ref. :
Jenkins D J et al. JAMA 2003;290:502-510. |