Intra-uteriene groeiachterstand (IUGA) is een afwijking die kan leiden tot foetaal lijden en een significante foetale sterfte als de correcte diagnose niet wordt gesteld. Die aandoening wordt over het algemeen veroorzaakt door een slechte bloedsomloop tussen moeder en kind waardoor de foetale groei ernstig gestoord raakt. Bij de bevalling weegt de pasgeborene dan vaak minder dan 2500 gram. Hij of zij is dus erg klein! En dat fenomeen komt alsmaar meer voor…
Bij de groten
In dat kader heeft een groep Britse vorsers het verband onderzocht tussen visconsumptie door de moeder in de loop van de laatste zwangerschapsmaanden en de frequentie van IUGA en een gering geboortegewicht. Bijna 12 000 zwangere vrouwen in het zuidwesten van Engeland werden ondervraagd over hun consumptie van vis en zeevruchten rond de 32ste zwangerschapsweek om de aanbreng van omega 3-veturen te evalueren.
De gemiddelde visconsumptie bedroeg 32,8 g per dag (het equivalent van een derde van een klein doosje tonijn) met een gehalte aan omega-3 van 0,174 g. In vergelijking met de vrouwen die het meeste vis aten, vertoonden zij die het geringste visverbruik hadden, een 37 % hoger risico op een kind met IUGA. Hoe hoger dus het verbruik van vitte vis (makreel, zalm,…), des te lager dat risico.
Het verbruik van vis en/of omega-3 had daarentegen helemaal geen invloed op de gemiddelde zwangerschapsduur.
De wereld van kwik
Vis eten in de loop van de zwangerschap is dan ook een heel actueel onderwerp, ondanks de contaminatie van een aantal vissoorten met kwik, dat in hoge concentraties toxisch kan zijn voor het foetale zenuwstelsel. Met uitzondering van enkele zeldzame soorten (zwaardvis, eventueel tonijn) is de verontreiniging met dat vloeibaar metaal bij de meeste gewervelde waterdieren gering.
Volgens de auteurs van de studie zou door twee keer per week vis te eten (afwisselend magere en vette vis) een " booster-effect " optreden in de bloedsomloop tussen moeder en kind en zou de baby dan ook beter gevoed worden….
Nicolas Rousseau
Diëtist voedingsdeskundige
Bron :
J Epidemiol Community Health 2004 ;58(6) :486-92 |