Het is duidelijk aangetoond dat de bacteriën in het darmkanaal een invloed hebben op de gezondheid van de gastheer, ofwel op een negatieve ofwel op positieve manier. Op het recentste symposium van het Instituut Danone hebben eminente wetenschappers ons herinnerd aan de verschillende interacties en ze hebben ons ook hun laatste ontdekkingen voorgesteld.
Tal van technologieën
Veel wetenschappers bestuderen de interacties darmflora-gastheer sinds ettelijke jaren en ze hebben verschillende technologieën op punt gesteld om de geheimen van onze darmflora te ontsluieren. Elk daarvan heeft voor- en nadelen. De in vitro methode (zoals de simulator van het microbiële intestinale ecosysteem, SHIME) heeft bijvoorbeeld als voordeel gestandaardiseerd te zijn en dus gemakkelijker reproduceerbaar, maar er is geen fysiologisch milieu bij mogelijk. Bovendien kunnen de resultaten van in vitro onderzoeken niet als dusdanig als bewijs gelden om enig effect op de gezondheid van de mensen te bevestigen. De in vivo methode (zoals dierproeven) heeft dan weer het voordeel representatief te zijn vanuit fysiologisch oogpunt maar relatief complex uit te voeren en dus zeer kostelijk. Ook vanuit ethisch standpunt kunnen zich hier problemen stellen. Om te weten welke methode te kiezen alvorens de darmflora en de impact ervan op de gezondheid te bestuderen is het dan ook belangrijk een compromis te kunnen vinden tussen de verschillende methoden die er zijn om hun verschillende voordelen te combineren en toch hun nadelen onder controle te houden.
De goede, de slechte en de bedriegers
Zoals reeds gezegd, kunnen de verschillende bacteriestammen die ons darmkanaal koloniseren positieve of negatieve effecten op onze gezondheid hebben:
- bij de micro-organismen met gunstige effecten op onze gezondheid, «de goede», zijn er sommige die vitamines van de B-groep aanmaken (B3, B5, B6, B8, B9, B12) of vitamine K of korte keten-vetzuren met effecten op de gentranscriptie en die dienst doen als substraten voor de enterocyten;
- de «slechte» zijn vertegenwoordigd door pathogene bacteriën die ons darmkanaal kunnen koloniseren. Soms kan om diverse redenen het aantal pathogene bacteriën in ons darmkanaal abnormaal verhoogd zijn. Dat is met name het geval bij een antibioticatherapie die vrij spel geeft aan darmkolonisatie door pathogene stammen zoals Clostridium difficile. Die gaan dan metabolieten afscheiden met soms zeer nefaste impact op het organisme. Behandelingen om die indringers uit de weg te ruimen zijn trouwens soms zeer moeilijk;
- soms kan een individu een permanente flora hebben die voornamelijk bestaat uit ongunstige kiemen, «de bedriegers». Dan dienen tal van strategieën aangewend om deze onvruchtbare flora te veranderen. Bij deze extreme gevallen lijkt een nieuwe nog in een experimenteel stadium verkerende techniek beloftevol: de transplantatie van fecale microbiota. Alhoewel deze techniek betwistbaar is, zou het hiermee mogelijk zijn duidelijke resultaten te boeken bij mensen bij wie de conventionele behandelingen ondoeltreffend zijn en een bijkomend voordeel zou zijn dat de kostprijs niet hoog is.
Drie aparte enterotypen
Dankzij nieuwe technologieën hebben vorsers drie grote typen darmflora aangetoond. Deze «enterotypen» zijn onafhankelijk van nationaliteit, leeftijd, BMI en geslacht. De dominante darmstammen zijn verschillend naargelang van het betreffende enterotype. Enterotype 1 bevat meer Bacteroïden, het tweede veeleer Prevotella en het laatste Ruminococcus, in combinatie met andere bacteriestammen zoals Staphylococcus en Gordonibacter. Enterotype 3 lijkt het meest voor te komen. Behalve de verschillen tussen de dominante bacteriestammen, bestaan er ook verschillen tussen de voorkeursubstraten van de verschillende bacteriën en tussen de aanmaak van vitaminen. Deze nieuwe ontdekking zou nieuwe mogelijkheden kunnen bieden op gebied van medische en voedingsadviezen.
Flora en metabool syndroom
Er zouden ook variaties bestaan in de darmflora tussen gezonde en obese mensen en type 2 diabetici. Er bestaan tal van controversen over die variaties van de darmflora. In sommige onderzoeken werd inderdaad het bestaan aangetoond van een obesogene flora. Omgekeerd werd in sommige studies aangetoond dat het veranderen van de darmflora bij obese mensen, met name dankzij het gebruik van prebiotica, een vermindering van het hongergevoel en van de energieaanbreng zou kunnen geven maar ook een daling van de glycemie. Ook al zijn die nieuwe ontdekkingen zeer interessant, toch moeten we voorzichtig blijven want we hebben nog niet alle kaarten in handen om te kunnen bevestigen dat een gewijzigde darmflora zeker een therapeutische optie of een doeltreffende preventie is wat obesitas en type 2 diabetes betreft.
Darmflora als doel
Het is dus duidelijk dat de darmflora een sleutelelement is in de regeling van zijn gastheer aangezien die bijdraagt tot het ontwikkelen van vitale functies bij de geboorte en bijdraagt aan het behoud van de gezondheid in de loop van het leven. Het ecologisch evenwicht van onze flora hangt in de eerste plaats af van het beschikbaar zijn van energiesubstraten voor de bacteriën die ze samenstellen. Die komen in hoofdzaak voort uit de voedingsmiddelen die we innemen. Die «colon-nutriënten» kunnen niet enkel koolhydraten zijn maar ook polyfenolen, lipiden of peptiden. Er bestaat dus een echte metabole dialoog dankzij die nutriënten, tussen de bacteriën en het immuun- en endocriene systeem en ook nog de controle van het energiemetabolisme van de gastheer. Er zijn al tal van toepassingsperspectieven van de nutritionele kennis in verband met de darmflora sinds enkele jaren. Het is mogelijk dat we binnen enkele jaren nieuwe therapeutische en nutritionele doelwitten zullen hebben.
Alexandre Dereinne
Referentie:
Naar het symposium « Darmflora, voeding en gezondheid » georganiseerd door het Instituut Danone op 15 oktober 2011 in Brussel.
|