Type I diabetes is geen zeldzame aandoening vermits één Belg op twintig er aan lijdt. Het is uitermate belangrijk deze aandoening zo snel mogelijk op te sporen en te behandelen. Wanneer dit niet gebeurt kan dit op lange termijn ernstige en fatale gevolgen hebben. Gelukkig zijn de actuele behandelingen bijzonder doeltreffend en die de patiënt een als maar grotere zelfstandigheid bieden.
Type I diabetes is een auto-immuunziekte waarbij het lichaam antistoffen vormt tegen de insuline afscheidende bètacellen van de pancreas, insuline die nodig is voor de verwerking van glucose in het bloed. Deze progressieve aftakeling van de bètacellen leidt langzamerhand tot een hyperglycemie die zich manifesteert wanneer er nog slecht 10 tot 20% van de bètacellen functioneel zijn. Het proces van auto-immuniteit verloop over vele jaren (over het algemeen 5 tot 10 jaar, of zelfs langer) vooraleer de eerste tekenen van diabetes zich manifesteren.
Type I diabetes komt voornamelijk voor bij jonge personen die genetische voorbestemd zijn, als gevolg van uitlokkende (omgevings-) factoren. De opsporing ervan kan - door het bepalen van auto-antilichamen in het bloed - zelfs gebeuren vooraleer de hyperglycemie optreedt.
De vele symptomen kenmerkend voor de aanwezigheid van type I diabetes kunnen zich geleidelijk aan of acuut manifesteren: de afwezigheid van insuline leidt onvermijdelijk tot de toename van glucose in het bloed (hyperglycemie), maar ook in de urine (glycosurie). Dit geeft aanleiding tot een verhoogd vocht- en natriumverlies (polyurie) met een toegenomen dorstgevoel (polydipsie) als gevolg.
Gezien bepaalde organen niet meer over de nodige brandstof (glucose) beschikken, zullen ze andere voedingsstoffen van mindere kwaliteit gebruiken, verkregen uit eiwitten en vetten. Dit heeft belangrijk gevolgen zoals gewichtsverlies, uitgesproken moeheid (asthenie), de vorming van aceton als gevolg van de verbranding van voedingsstoffen. De adem van deze diabetespatiënten heeft een kenmerkende ‘renetappelgeur’. Wanneer de patiënt niet vlug behandeld wordt, komt hij in een acidoketose diabetescoma, met mogelijk de dood voor gevolg.
Een insulinetherapie is momenteel de enige behandeling die bij diabetes wordt toegepast. Er zijn evenwel diverse mogelijkheden voor de diabetespatiënten bij het toedienen van dit hormoon.
- In de pediatrie wordt vaak een schema van twee inspuitingen per dag (een ’s morgens en een ’s avonds ) van een voorgemengde insuline toegepast. Dit vereist van het kind evenwel een vrij strikte verdeling van de koolhydraten over de maaltijden (drie maaltijden, een tussendoortje).
- Er kunnen ook pompjes gebruikt worden, waarbij de insuline via een naald onderhuidse wordt verdeeld. Dit heeft als voordeel dat de patiënt zich niet meer verschillende keren per dag moet inspuiten. De kans op ernstige voorvallen van hypoglycemie wordt hierdoor aanzienlijk gereduceerd.
- Een ander schema bestaat erin dat een basale ‘trage’ insuline-injectie wordt toegediend en drie zogenaamde ‘snelle’ injecties bij de maaltijden. Vandaar de benaming ‘basaal-prandiaal’ of ‘basaal-bolus’ schema.
- Sinds de jaren negentig kon door de ontdekking van de ultrasnelle insulines de levenskwaliteit van de diabetespatiënt aanzienlijk verbeterd worden. Hun werkingstijd bedraagt 2 tot 3 uren (tegen 3 tot 4 uren voor de snelle insulines) en ze bieden het voordeel de patiënt ogenblikkelijk te beschermen (tegen een wachttijd van 15 tot 30 minuten voor de snelle insulines). Ze kunnen zowel voor als na de maaltijd ingespoten worden waardoor een grotere flexibiliteit geboden wordt.
- Recent werd het begrip ‘functionele insulinetherapie’ gelanceerd. Bij deze behandeling wordt gepoogd de dosis insuline die de patiënt nodig heeft zo nauwkeurig mogelijk te bepalen. Een schema dat aansluit bij het basale-prandiale insulineschema. De patiënt wordt degelijk geïnformeerd en opgeleid zodat hijzelf zijn basale insulinebehoefte kan bepalen en tevens zo nauwkeurig mogelijk de vereiste hoeveelheid insuline voor zijn maaltijden kan bepalen.
- Sinds kort bestaat er ook een ‘Real Time’ insulinepomp op de markt die naast de toediening van de insuline ook continu de glucosespiegel bepaalt. De glucosemeting gebeurt door middel van een onderhuids geplaatste sensor. Via bluetooth worden de gemeten waarden naar de pomp doorgestuurd, waarden die op een schermpje verschijnen. Tevens bestaat de mogelijkheid om een alarm in te stellen dat waarschuwt voor al te grote schommelingen van de glycemie. Het geheel van de verkregen informatie laat toe onmiddellijk te reageren zodat een mogelijke glycemie, door kinderen vaak niet onmiddellijk erkend, kan vermeden worden. Dit alles leidt tot een aanzienlijke verbetering van de levenskwaliteit van de diabetespatiënt.
In extreme gevallen, bijvoorbeeld wanneer de patiënt aan ernstig nierfalen lijdt, is het soms nodig een pancreasimplantaat te voorzien. Dit implantaat impliceert bijna altijd de noodzaak om ook een nierimplantaat te plaatsen, wat een behandeling van immuno-onderdrukking voor het leven vereist. Het betreft hier een zeer ingrijpende behandeling die een perfecte compatibele donor vereist. Een aantal vorsers werken momenteel aan de ontwikkeling van een artificiële pancreas waarvan naar verluid het resultaat nakend is.
Tal van studies hebben ook betrekking op de implant van de eilandjes van Langerhans. De wetenschappers stoten jammer genoeg op diverse blokkerende factoren waarbij het bijzonder moeilijk is de pancreaseilandjes te isoleren en waarbij een implant van twee tot drie eilandpreparaten noodzakelijk zijn bij evenveel donoren. Momenteel zijn drie tot vier donoren vereist om een implant bij één patiënt te kunnen realiseren.
Onlangs slaagde een Frans onderzoeksteam er in een lijn van bètacellen te verkrijgen door een specifiek promotorgen voor de bètacellen te transplanteren in een foetale menselijke pancreascel. Hoewel deze techniek tot op heden nog niet kan worden toegepast, wijzen de eerste resultaten er op dat men wellicht binnen een relatief korte tijdspanne in een pancreasimplantaat zal slagen.