.
 

Archieven> N°119 > @rtikel
article précédent image suivante

Zakagenda van voedingmiddelen voor diabetici

Als sommige voedingsmiddelen in adequate verhoudingen en hoeveelheden worden gebruikt, kunnen zij bijdragen tot het glycemisch evenwicht bij diabetespatiënten. We overlopen enkele ervan in het licht van recente studies.

Het hoofdkenmerk van type 2 diabetes is de insulineresistentie. Omdat de glucose niet langs de normale weg kan worden gemetaboliseerd, wordt daardoor het grootste deel van de ingenomen voedingsmiddelen omgezet in vetten in de lever. Eén van de voornaamste pijlers van de behandeling van type 2 diabetes is dan ook zoals algemeen geweten het verminderen van de voedselaanbreng van koolhydraten. Op het recente wereldcongres van diabetes in Dubai begin december 2011 heeft Volek (USA) aangetoond dat door een voeding die zeer arm is aan koolhydraten de risicomerkers zoals lipidenprofiel, ontstekingsmerkers en merkers van de vaatfunctie algemeen kunnen verbeteren.

Glycemisch antwoord

Om de reacties van glycemie en insulinemie te beoordelen na inname van enterische preparaten voor diabetici met een standaardsamenstelling en met een vetrijke samenstelling, hebben Vanschoonbeek et al., 15 type 2 diabetespatiënten in een dubbelblinde gerandomiseerde studie met cross-over opgenomen. Beide mengsels voor enteraal gebruik omvatten 47% van de energieaanbreng onder vorm van koolhydraten, 34% onder vorm van vetten en 4 g vezels per 200 ml. In de ene formule was de bron van de koolhydraten vooral isomaltulose, in de andere sucromalt. Sucromalt is een zoetmiddel verkregen door enzymatische omzetting van sucrose en maltose in een vloeibare siroop van fructose en oligosacchariden. Het zoetend vermogen ervan is van de orde van 70% van dat van sucrose. Dat van isomaltulose is de helft van dat van sucrose. Isomaltulose en sucromalt worden allebei langzaam geabsorbeerd in het spijsverteringskanaal. Ze lokken alle twee een zwakke reactie uit van de glycemie en van de insulinemie. In de studie van Vanschoobeek et al. bevatte de om te vergelijken gebruikte vetrijke oplossing 33% van de energieaanbreng onder vorm van koolhydraten, 50% onder vorm van vetten en 2,9 g vezels per 200 ml. Een standaardoplossing bevatte 55% van de energieaanbreng onder vorm van koolhydraten, 30% in vetten en 2,8 g vezels per 200 ml. De drie niet standaard bereidingen lokten een glycemische reactie uit die significant lager was (p < 0,05) in vergelijking met de klassieke formule. Ook de insulinerespons was geringer. Maar de reactie van de triglyceriden op de vetrijke formule was sterker dan die op beide andere formules die respectievelijk isomaltulose en sucromalt bevatten als voornaamste bron van koolhydraten.

Welke vetten?

De verminderde aanbreng van vetten heeft een gelijkaardig effect als de verminderde aanbreng van koolhydraten maar in geringere mate, zo benadrukte Volek in Dubai. Zoals iedereen weet dient men echter ook aandacht te besteden aan de structuur van de aangebrachte lipiden. In een andere studie die op het Wereldcongres van Diabetes werd voorgesteld, bespraken Ataie-Jafari et al. (Iran) resultaten die aantonen dat bij patiënten ouder dan 60 jaar met een metabool syndroom door het verbruik van geringe doses meervoudig onverzadigde lange ketenvetzuren op lange termijn (6 maanden) de totale cholesterolemie en de concentratie van apoproteďne B significant ( p< 0,05) kunnen verminderen. Ook werd een significante (p < 0,05) daling vastgesteld van de concentratie van triglyceriden in de groep die omega 3 vetzuren kreeg (n= 41) in vergelijking met een groep patiënten die een placebo kreeg (n= 34). In de placebogroep was op het einde van follow-upperiode de HDL-cholesterol significant gedaald (p < 0,05) na zes maanden in vergelijking met de groep die supplementen kreeg.

In verband met de mono-onverzadigde vetzuren (MUFA, monounsaturated fatty acids), stelde zich de vraag sinds de American Diabetes Association, in 2008, een koolhydraten- of vetarme voeding aanraadde, maar zonder te preciseren hoeveel mono-onverzadigde vetzuren werden aanbevolen. Om een antwoord hierop te geven hebben Schwingshackl et al. een literatuuroverzicht gemaakt met een meta-analyse van de beschikbare studies. Zij hebben in de literatuur negen gecontroleerde gerandomiseerde studies gevonden met in totaal 1 547 deelnemers met type 2 diabetes die gedurende minstens zes maanden ofwel een MUFA-rijke ofwel een MUFA-arme voeding kregen om beide voedingsmanieren met elkaar te vergelijken. Ze kwamen tot het besluit dat er een gemiddeld verschil voor het HbA1c van – 0,21% (p = 0,03) kon worden verkregen in het voordeel van de MUFA-rijke voeding.

Vezels en vitamines?

Vezels spelen ook een rol. Ook al zijn de resultaten van de studies niet altijd éénsluidend, toch pleiten recente studies in het voordeel van de vezels. In een recent literatuuroverzicht hebben Post et al. 15 studies gevonden gepubliceerd tussen januari 1980 en december 2010. Uit de meta-analyse die zij uitvoerden, bleek dat het gemiddeld verschil in het geheel van deze studies een daling was van de nuchtere glycemie met 0,85 mmol/l en dat in vergelijking met placebo het HbA1c daalde met 0,26%. De auteurs zijn dan ook van mening dat een verhoogde aanbreng van vezels in de voeding gunstig is en dient te worden aangemoedigd.

Ook een bepaald aantal vitaminen spelen een rol op verschillende vlakken (in essentie bij tekort) bij diabetes of kunnen eveneens bijdragen tot een beter glycemisch evenwicht bij de patiënten. We kunnen hierop niet in detail ingaan en beperken ons ertoe twee recente studie te vermelden over dat onderwerp. Zo hebben Gonzalez-Molero et al. in een prospectieve studie een significant omgekeerd verband vastgesteld tussen de concentraties van 25-hydroxyvitamine D en het risico op type 2 diabetes in een populatie in het zuiden van Spanje. Maar in een andere studie in Turkije kwamen Erdönmez et al. niet tot gelijkaardige conclusies. Deze auteurs erkennen evenwel het probleem van het verband tussen diabetes en vitamine D en vooral van het belang van een suppletie en dat dit op een gestructureerde mandier zou dienen te worden bestudeerd.

Dr Jean Andris

Referenties:

Ataie-Jafari A, Fakhrzaden H, Sharifi F. Effects of long-term, low-dose 3- PUFAs supplementation on insulin resistance in the elderly subjects with metabolic syndrome. IDF World Diabetes Congress, Dubai (United Arab Emirates) 4-8 décembre 2011, abstract O-0473.

Erdönmez D, Hatun S, Çizmecio?lu FM. No relationship between vitamin d status and insulin resistance in a group of high school students. J Clin Res Pediatr Endocrinol 2011; 3(4): 198-201. doi: 10.4274/jcrpe.507.

Food Navigator. XtendTM sucromalt and isomaltulose.
Artikel En anglais, consulté en janvier 2012.

González-Molero I, Rojo-Martínez G, Morcillo S et al. Vitamin D and incidence of diabetes: A prospective cohort study. Clin Nutr. 2011 Dec 26. [Epub ahead of print].
Post RE, MainousAG III, King DE et al. Dietary fiber for the treatment of type 2 diabetes mellitus: A meta-Analysis. J Am Board Fam Med 2012; 25(1): 16-25.

Schwingshackl L, Strasser B, Hoffmann G. Effects of monounsaturated fatty acids on glycaemic control in patients with abnormal glucose metabolism: a systematic review and meta-analysis. Ann Nutr Metab 2011; 58: 290-6. doi: 10.1159/000331214.

Vanschoonbeek K, Lansink M, van Laere KM. Slowly digestible carbohydrate sources can be used to attenuate the postprandial glycemic response to the ingestion of diabetes-specific enteral formulas. Diabetes Educ. 2009; 35(4): 631-40.

Volek J. Low carbohydrate diets are the answer to improved glycaemic control. IDF World diabetes Congress, Dubai (United Arab Emirates) 4-8 décembre 2011, abstract 378.


Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés