Sinds de uitvoering van het Europees project Meta-Hit en gelijkaardige projecten in andere continenten is er heel wat in beweging. Er zijn interessante elementen naar boven gekomen maar ook veel vragen. Het was dan ook tijd om een algemene balans op te maken en dat werd dan ook gedaan op de “1st World Summit on Gut Microbiota for Health”, die eind maart plaatsvond in Evian met de steun van Danone. Dat bedrijf hoopt zo het goede voorbeeld te hebben gegeven aan andere sponsors voor latere edities van deze briljante samenkomst door de “European Society of Neurogastroenterology and Motility”.
Het ging hier niet om een traditioneel congres waarop de deelnemers hun recente werk komen voorstellen maar om een samenkomst voor een synthese en uitwisselingen over wat werd bereikt, over de vragen die er zijn en over de toekomstperspectieven. Wat de samensmelting betreft van de verworven kennis,waren de deelnemers snel akkoord dat een opheldering nodig was. Nu de totaliteit (of toch bijna) van de bacteriestammen in de menselijke darm is geïdentificeerd en er drie grote samenstellingen van stammen zijn gekarakteriseerd (de befaamde enterotypes), is men zich ervan bewust dat slechts 40 % van deze stammen kunnen in cultuur worden gebracht. Dat betekent dat, ook als ze zijn geïdentificeerd, we ze nog niet kunnen bestuderen met de klassieke methoden waarmee heel wat kennis over individuele bacteriestammen kan worden verworven. Zo is het belangrijk om hun metabolische kenmerken te kennen (welke zijn hun nutritieve elementen, welke zijn hun metabolische producten, welke transformatiewegen gebruiken zij, …). De moderne technieken van de moleculaire biologie (met de metabolomiek) kunnen eveneens gegevens opleveren over deze aspecten maar het werk dient in ieder geval gedaan.
Eens deze elementen gekend zijn, dienen ze nog met elkaar in verband gebracht in een meer ecologisch kader. We mogen immers niet uit her oog verliezen dat de producten van het metabolisme van een stam ongetwijfeld nutritieve elementen kunnen aanbrengen voor andere stammen. Maar we weten daar niet nog niet veel over. Het is dan ook belangrijk de interacties te kennen tussen de bacteriestammen en daar zijn we nog ver vanaf. Dergelijke kennis zou ons nochtans een beter begrip bijbrengen over en een bepaling van wat een «evenwichtige» flora nu wel is. Daardoor zouden we ook het effect begrijpen van probiotica, ze beter kunnen controleren door degene te kiezen die een verstoord « evenwicht » het best kunnen herstellen en te pogen een geringe of verstoorde fysiologische functie te ondersteunen of een meer pertinente hulp te bieden dan op dit ogenblik het geval is bij een medische behandeling. Daardoor zouden we ook diepgaander en in een breder perspectief dan nu de gevolgen kunnen evalueren van een verandering in de flora; bijvoorbeeld bij een ziekte of bij gebruik van geneesmiddelen. We denken dan met name aan antibiotica maar ook aan protonpompremmers die maagaciditeit afremmen en misschien nog aan andere geneesmiddelen zoals bijvoorbeeld met een hoofdwerking (gebruikt met een therapeutisch doel) of met bijwerkingen op de darmmotoriek, de immunosuppressiva en nog ander e middelen.
Op fundamenteel niveau, maar zonder twijfel met gevolgen voor de manier waarop de gezondheid kan worden behouden (preventie) of hersteld (behandeling), dient het onderscheid verdiept tussen microben van de mucus en die van het slijmvlies zelf. Gezien de drie niveaus van verdediging in de darm, is het zeker dat beide soorten lokalisaties bacteriën met verschillende stammen hebben met verschillende effecten op onze verdedigingsmechanismen. Als we beschikken over een diepgaande kennis over deze aspecten, dan zouden we onze preventie- en behandelingstrategieën kunnen aanpassen. Aangezien we nu al weten dat er een verband bestaat tussen de samenstelling van de flora en bepaalde ziekten, zouden we wetenschappelijke gegevens kunnen op punt stellen die de predictieve geneesunde kunnen helpen. Die poogt de risico’s te evalueren voor elke patiënt op min of meer lange termijn om één of andere ziekte te krijgen. We zien dan ook gemakkelijk de mogelijkheden van preventie die zich in dat opzicht openen maar we moeten ons wel bewust blijven van de problemen op ethisch vlak die daarbij k unnen komen kijken. Op zoek naar merkers Als we in een meer onmiddellijk perspectief het microbioom van de darm willen inschakelen in de dagelijkse medische praktijk, dienen er gemakkelijk te gebruiken merkers te worden ontwikkeld die kunnen dienen om zoveel mogelijk de samenstelling van de darmflora te bepalen van elk individu. We begrijpen dan ook, omdat de meeste stammen van het microbioticum niet kunnen in cultuur worden gebracht, dat een coprocultuur geen zeer doeltreffend middel om daartoe te komen. En daarbij komt nog de geringe praktische uitvoerbaarheid van deze techniek. Maar er zijn nog andere problemen: we moeten ook rekening houden met andere bewoners in de darm zoals virussen, parasieten, schimmels.
En als we eraan denken dat er in de darm veel meer bacteriofage virussen zijn dan bacteriën, beseffen we dat dit ook een regulatiefactor is waar we niet veel over weten. De bacteriofagen vallen immers de bacteriën aan en vernietigen die maar ze zijn vaak specifiek voor een stam of een soort van bacteriën. Wat is dan hun invloed? Over schimmels zijn er enkele wetenschappelijke publicaties maar dat onderzoek staat nog in de kinderschoenen. En van de parasieten zijn de meeste pas gekend sinds de aids-epidemie waaroor ze opportunistisch zijn geworden. Daar is dus ook nog werk aan de winkel…