Archieven> N°123 > @rtikel
|
Veroudering en digestieve functies
Ondervoeding is een reëel maatschappelijk gezondheidsprobleem. Naast een aantal omgevingsfactoren die ondervoeding in de hand werken, wijzen tal van studies op de nauwe relatie tussen voeding en ondervoeding, in het bijzonder aangaande veroudering en digestieve functies.
Dankzij de vooruitgang van de moderne geneeskunst is het geen unicum meer om honderdjarigen te ontmoeten. Het verouderingsproces leidt onvermijdelijk tot een wijziging van de lichaamssamenstelling, alsook een verandering van het verteringssysteem. Deze verouderingsverschijnselen hebben onvermijdelijk een impact op het verteringsmechanisme, alsook op het risico voor ondervoeding.
Tandproblemen
Tandproblemen komen vaak voor bij senioren. Orodentale problemen, zoals parodontitis of gingivitis, kunnen het risico op ondervoeding vergroten. Ook een slecht gebit, een onaangepast of niet goed passend kunstgebit, kunnen voor gevolg hebben dat de bejaarde zich niet op een passende wijze kan voeden.
Wat het kauwen en mondfunctie betreft wordt een bejaarde vaak geconfronteerd met een verminderde smaak- en geurperceptie. Ook slikproblemen kunnen zich voordoen, waardoor de zin om zich te voeden nog meer achterwege blijft. Naast eventuele mondproblemen, lijdt het verteerepitheel ook aan de gevolgen van het verouderingsproces. Voor wat de maag en dunne darm betreft zijn de gevolgen evenwel relatief gering. Deze organen bezitten immers een uitzonderlijke capaciteit om cellen te vernieuwen, waardoor de nefaste gevolgen eerder beperkt blijven. Ze kunnen derhalve gedurende lange jaren hun veroudering compenseren.
Niet voldoende speeksel
In een recente systematische review door een team van de Universiteit Gent (Van Lanker et al.) is aangetoond dat er een onafhankelijk verband bestaat tussen de mondgezondheid (tanden, tong, speeksel) en malnutritie bij senioren die langdurig in een rusthuis verblijven. Samnieng et al. hebben ook aangetoond dat hyposalivatie een risicofactor is, niet enkel voor tandcariës maar ook voor smaakstoornissen, spraak- en slikproblemen, onvoldoende kauwen en malnutritie. We begrijpen dat alleen al door deze functionele stoornissen een vicieuze cirkel kan worden uitgelokt die leidt tot malnutritie. Dat is niet te verwonderen zo besluiten Samnieng et al. hun artikel en zij benadrukken het belang van het controleren van de speekselfunctie bij ouderen. Dat is nu des te meer aangewezen omdat er substituten bestaan met een samenstelling die zeer nauw aansluit bij die van natuurlijk speeksel.
Maagzweer en gastritis
Het verouderingsproces leidt tot een partiële atrofie van de maag- en darmslijmvliezen. Dit verklaart waarom de basale werking van deze organen, onder meer omwille van een verminderde maagsapsecretie, afneemt. Vanaf de leeftijd van 40 jaar wordt ook een progressieve stijging van de zuurtegraad van het maagsap vastgesteld. Maag-darm-aandoeningen, zoals bijvoorbeeld een maagzweer, kunnen ook oorzaak zijn voor de verminderde maagsapsecretie op latere leeftijd – met een digestieve dysfunctie voor gevolg. Veelal worden deze problemen niet onmiddellijk opgemerkt en komen ze pas aan het licht bij de behandeling van meer ernstige complicaties. Niettemin kunnen ze ondervoeding bij senioren in de hand werken. Daarbij komt dat een maagzweer de prevalentie van ondervoeding in de hand werkt. Het is derhalve een vicieuze cirkel. De ouderdom leidt eveneens tot een verhoogde incidentie van chronische maag-darm-letsels die, onder meer door een geïnduceerde hypochlorhydrie, de vertering en absorptie bemoeilijken. Atrofische gastritis bij bejaarden verhoogt, als gevolg van een verminderde vrijgave van de aan eiwitten gebonden vitamine B12, het risico op een B12 avitaminose (een intrinsieke factor van deficiëntie). Een andere oorzaak van deze avitaminose kan het gevolg zijn van een bacteriële overconsumptie in de maag van zuurlievende bacteriën. Het is immers geweten dat bij senioren de zuurtegraad van het maagvocht licht gestegen is.
Minder absorptie-oppervlak
De aftakeling van het intestinale epitheel door veroudering manifesteert zich slechts op zeer late leeftijd. Niettemin treedt er, en dit enkel in het duodenum en jejunum, een progressieve daling van de aanmaak van cryptische cellen op. Deze vermindering resulteert niet enkel in een daling van de proliferatie markers-index in deze zone, maar leidt eveneens tot een verminderd volume van deze zone. Samen met deze verminderde proliferatie verkleint het absorptie-oppervlak van de darmvilli. Dit geldt eveneens voor het darm-uitwisselende oppervlak. De specifieke werking van de alkaline fosfatasen, maltase, aminopeptidasen daalt eveneens opmerkelijk, een daling die min 40 tot min 60% kan bedragen. De kronkeldarm tenslotte blijkt weinig hinder te ondervinden van het verouderingsproces. Onderzoek wijst uit dat door de daling van de proximale absorptie, als gevolg van een subatrofie van het duodenum en jejunum, meer voedingsstoffen in het ileum terecht komen, wat het behoud van zijn troficiteit kan verklaren. Dit aanpassingsmechanisme is evenwel ontoereikend om de verminderde verteringscapaciteit te compenseren.
De pancreas niet uit het oog verliezen
De afscheiding van galsappen (bicarbonaat, lipase, chymotrypsine, amylase) daalt (tot 40 %) eveneens op latere leeftijd. Dit kan bij de bejaarde tot een precair voedingsbilan leiden, een toestand die vaak vastgesteld wordt bij hospitalisatie of plaatsing in een bejaardentehuis. Een toestand van ernstige ondervoeding kan dus samengaan met een ontoereikende galwerking. Er zijn redenen om aan te nemen dat ondervoeding bij bejaarden tot een exocriene functionele pancreasinsufficiëntie kan leiden, ofwel een latente pancreasinsufficiëntie doen opleven, of zelfs een chronische ouderdomspancreatitis, hoewel de organische realiteit ervan nog ter discussie staat. Men stelt vast dat pancreasinsufficiëntie in ontwikkelingslanden altijd verband houdt met een proteïne-energetische ondervoeding, zoals bij kwashiorkor of marasme. Biocellulaire studies tonen duidelijk aan dat het lysosomale systeem gevoelig is voor een tekort aan bepaalde aminozuren, wat tot micro-autophagosomie leidt. Volgens sommige vorsers is exocriene pancreasdegeneratie te verklaren door een verstoring in de opbouw van exporteerbare eiwitten. Vermoedelijk wordt hier tijdens de specifieke adressering bij de herkenning van de fosfo-mannosylradicalen, de sekwestratie van lysosomale enzymen verstoord. Dit zou tot intracellulaire aantasting van de pancreas-acini leiden.
Adrien Loreis, dietist en Dr J. Andris
Referenties:
Balas D, Senegas-Balas F, Thoreux K, et al. Viellissement des épithéliums gastro-entéro-pancréatiques. Données fondamentales. Année gérontologique. 2000
Artikel PDF geraadpleegd
Geraadpleegd in mei 2012.
Coutaz M, Morisod J. Nutrition et vieillissement. Revue Médicale Suisse N° 2353.
Artikel geraadpleegd
Geraadpleegd in mei 2012.
De Marchi RJ, Hilgert JB, Hugo FN et al. Four-year incidence and predictors of tooth loss among older adults in a southern Brazilian city. Community Dent Oral Epidemiol. 2012 May 8. doi: 10.1111/j.1600-0528.2012.00689.x. [Epub ahead of print]
Samnieng P, Ueno M, Shinada K et al. Association of hyposalivation with oral function, nutrition and oral health in community-dwelling elderly Thai. Community Dent Health. 2012; 29(1): 117-23.
Van Lancker A, Verhaeghe S, Van Hecke A et al. The association between malnutrition and oral health status in elderly in long-term care facilities: a systematic review. Int J Nurs Stud. 2012 Apr 27. [Epub ahead of print]
|
|
|
|
|
|
|
© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés |
|
|