Met een cardiovasculair risico gaat men doorgaans pas rekening houden wanneer dat risico in het oog springt. Of wanneer de bevorderende factoren zich opstapelen. Tabellen voor het evalueren van dit risico, opgesteld door verschillende wetenschappelijke verenigingen, maken het mogelijk elke patiënt in functie van zijn kenmerken te situeren. De Score van de European Society is daar een voorbeeld van, en deze maakt duidelijk dat niet noodzakelijk alle patiënten een hoog risico vertonen. Bij sommigen is de kans maar klein dat zich een cardiovasculair accident voordoet op 10 jaar. Is het risico daarentegen duidelijk verhoogd, dan spreken de guidelines klare taal: de patiënt moet zijn leefgewoonten aanpassen (voeding, sedentarisme, roken,...), terwijl de arts hypolipemiërende middelen gaat voorschrijven. We weten inderdaad dat cholesterol en triglyceriden vaak schuld dragen.
Een laag risico betekent nog niet dat er geen risico aanwezig is. Toch mogen we ons volgens de aanbevelingen in dergelijke gevallen beperken tot een aanpassing van de leefgewoonten. Zelden overweegt de arts geneesmiddelen voor te schrijven: hij gaat ervan uit dat de ernst van de dyslipidemie niet in verhouding staat tot de kracht van de geneesmiddelen en hij wil de patiënt niet blootstellen aan bijwerkingen die zouden kunnen optreden bij hun gebruik. Het blijft echter een feit dat het bijzonder moeilijk is patiënten hun levensstijl te doen aanpassen. De arts heeft dus geen middelen in handen om hun cardiovasculaire risico terug te dringen. Toch kan een laag risico dat een groot aantal patiënten treft, evenveel slachtoffers maken als een hoog risico bij een klein aantal patiënten. Als we het lipidenprofiel van al die personen met een laag risico kunnen verbeteren is het dus mogelijk het aantal cardiovasculaire accidenten binnen onze populaties te doen dalen.
We moeten met nog een andere dimensie van het probleem rekening houden: voor epidemiologen kan een risico-evaluatie op 10 jaar zeker een hulpmiddel bieden voor het nemen van beslissingen op beleidsvlak, maar wat de patiënt zelf interesseert is het risico berekend over zijn volledige leven. Vanuit dat oogpunt gezien kan een klein risico op 10 jaar een aanzienlijk risico over de volledige levensloop betekenen. Als we geen rekening houden met dit kleine risico op relatief korte termijn zal het over een langere periode wél slachtoffers gaan maken. Misschien werd hiermee niet voldoende rekening gehouden toen men het begrip residueel risico voorstelde. Op individueel niveau kan dit residuele risico samenhangen met risicofactoren die niet behandeld werden bij een bepaalde patiënt (de triglyceriden bijvoorbeeld), maar op populatieniveau kan het ook overeenkomen met patiënten bij wie geen enkele verbetering optreedt omdat de arts hen geen geneesmiddelen voorschrijft en ze hun leefstijl nauwelijks wijzigen.
Voedingssupplementen en functionele voedingsmiddelen kunnen een belangrijke hulp zijn bij het oplossen van deze problematiek. Tot de verschillende voedingsmiddelen of nutriënten die dergelijk voordeel bieden, helpen gist van rode rijst en polycosanolen bij de cholesterolverlaging, foliumzuur draagt bij tot het verlagen van de concentratie van homocysteïne en co-enzym Q10 en astaxanthine hebben een gunstig effect op de vrije radicalen. In een studie van Caputi et al. (Italië) werd het nut geëvalueerd van een voedingssupplement (ArmoLIPID®, Madaus) met die substanties bij mensen met hyperlipidemie. Een groep van 1 223 mensen volgde gedurende 16 weken adequate dieetmaatregelen en kreeg een functioneel supplement. Een andere groep van 1 027 mensen uit de steekproef werd enkel met dieet behandeld (tabel I). De gemiddelde leeftijd van die mensen bedroeg 57,2 jaar. In de steekproef was 52,1% mannelijk in de eerste groep (dieet plus supplement) en 50,5% in de tweede groep (uitsluitend dieet).
In de loop van de follow-upperiode van 16 weken daalde de totale cholesterolemie geleidelijk aan om uiteindelijk een vermindering van 17,7% te bereiken in vergelijking met de begintoestand bij de deelnemers onder dieet en het nutraceuticum. Bij de mensen die geen supplement kregen daalde de totale cholesterolemie slechts met 10,8%. De LDL verminderde op gelijkaardige manier, terwijl de HDL steeg in beide groepen. Maar de stijging van de HDL bedroeg 12,3% onder de gecombineerde werking van de aangepaste voeding en het voedingssupplement, terwijl dat slechts 8% was in de groep zonder voedingssupplement. De triglyceriden en het lichaamsgewicht verminderden eveneens, maar slechts matig en vergelijkbaar in beide groepen.
We hoeven er niet bij te vermelden dat al deze parameters tevens indicatoren zijn van het cardiovasculaire risico. Dit alles toont aan dat men ook met een goed gekozen supplementatie het cardiovasculaire risico kan terugdringen, zeker als het lipidenprofiel niet voldoende verstoord is om een behandeling met hypolipimiërende middelen te verantwoorden.