Door Magali Jacobs
" HEALTH & FOOD " nummer 81, Januari - Februari 2007
|
De glycemische index wijst op de capaciteit van een levensmiddel, en dit in vergelijking met een glucoseoplossing, om de glycemie te doen stijgen. De inname van een voedingsmiddel met een lage glycemische index doet de bloedsuiker onmiddellijk erna slechts in beperkte mate stijgen. Daarenboven komt de vrijgekomen glucose uit dergelijke voedingsmiddelen slechts geleidelijk in het lichaam terecht. De glucoseaanvoer is dus beter verspreid en blijft verscheidene uren na de voedselinname aanhouden, waardoor de periode van verzadiging langer duurt. De keuze van voedingsmiddelen met een lage glycemische index is dus zeker niet alleen voor diabetespatiënten voorbehouden. Ze kaderen perfect in een evenwichtige en gezonde voeding, en dit zowel voor jong als voor oud.
Meer dan glycemisch vermogen?
Wanneer voorbeelden van voedingsmiddelen met een lage glycemische index aangehaald worden, denkt men meestal aan voedingsmiddelen waaraan weinig of geen suikers werden toegevoegd. Hoewel aan chocolade, afhankelijk van de soort, een hoeveelheid suiker wordt toegevoegd (hoe hoger het cacaogehalte hoe lager het percentage toegevoegde suiker), heeft chocolade gemiddeld een relatief lage glycemische index. Een recente studie (1) vermeldt een waarde van 49, waarmee de resultaten van voorgaande onderzoeken, gemiddelde glycemische index van 50, bevestigd worden. De glycemische index van chocolade kan dus vergeleken worden met die van rauwe wortelen of volle rijst en is lager dan die van volkoren brood. Hoe meer cacao aanwezig in de chocolade, hoe lager de glycemische index.
Het belang van chocolade beperkt zich niet enkel tot de glycemische index. Een recente studie (2) toont aan dat het eten van zwarte chocolade een gunstige invloed heeft op bepaalde metabole processen. Een onderzoeksteam onderzocht twee groepen van gezonde proefpersonen. De ene groep at dagelijks 100 gram zwarte chocolade en de andere 90 gram melkchocolade, en dit gedurende 15 dagen. Voor en na deze periode voerden de onderzoekers een orale glucosetolerantietest uit en bepaalden ze de glycemie en de insulinemie van de deelnemers. Met de bekomen resultaten kon de insulineresistentie (HOMA-IR: Homeostatic Model Assessment of Insulin Resistance) en de insulinegevoeligheid (QUICKI: Quantitative Insulin ChecK Index) van de proefpersonen bepaald worden. Na 15 dagen vertoonden diegenen die zwarte chocolade hadden gegeten een lagere insulineresistentie en een hogere insulinegevoeligheid dan voor het onderzoek. Bij diegenen die witte chocolade gegeten hadden, veranderden deze parameters echter niet.
Naast een meer gunstige glycemische index van zwarte chocolade in vergelijking met witte chocolade, bevat zwarte chocolade ook meer nutrititieve bestanddelen zoals magnesium, flavanolen en andere anti-oxidantia. Mogelijk biedt dit een verklaring voor zijn rol in de insulineresistentie. Tot op heden was het onderzoek op chocolade vooral toegespitst op zijn vasorelaxerend vermogen. Hoger aangehaalde onderzoeksresultaten moeten echter een voldoende aanzet zijn om zijn invloed op de glycemie en insulinemie verder te onderzoeken.
Een lekkere keuze, zonder gezondheidsrisico
De lage glycemische index van zwarte chocolade, zijn gehalte aan bepaalde mineralen en antioxidanten en wellicht nog andere troeven die nog verder onderzoek vergen om ze te bevestigen en beter te begrijpen, geven aan zwarte chocolade de status van een interessant, niet te verwaarlozen voedingsmiddel. Al blijft chocolade een voedingsmiddel dat met mate moet gegeten worden, heeft hij een grotere troef in handen in vergelijking met bijvoorbeeld snoep, gesuikerde dranken of andere zoete versnaperingen waarop jong en oud verlekkerd zijn. Beetje bij beetje dringt chocolade, en meer in het bijzonder zwarte chocolade, zich op als een referentie voor diegenen die smaakgenoegens én gezondheid willen verzoenen.
Een intrigerend geval
Holt onderzocht heel veel voedingsmiddelen met een identieke energetische aanbreng (1 000 kJ). Zo kon de nauwe correlatie tussen de glycemische index en insuline index worden aangetoond. Hierop zijn evenwel enkele opmerkelijke uitzonderingen, met name de insuline en glycemie index van gefermenteerde melkproducten. Deze voedingsmiddelen vertonen een lage glycemische index (orde grootte 15 à 30) en zijn dus a priori interessant bij de behandeling van het metabool syndroom en zijn verschillende vormen, waaronder diabetes. Zeer verwonderlijk hebben deze voedingsmiddelen een zeer hoge insuline index (90 tot 98), of een index die zeer dicht deze van wit brood (de referentie) benadert. Daarenboven lijkt het melkzuur aanwezig in gefermenteerde melksoorten hun glycemie- en insuline index niet te doen dalen. Dit in tegenstelling met andere voedingsmiddelen waar organische zuren wel voor een dergelijk effect zorgen.
Zuivelproducten zouden derhalve de insulinesecretie stimuleren. Is hiervoor reden tot ongerustheid? Naar onze mening niet. Bij type 2 diabetespatiënten zijn stimulansen van de insulinesecretie welkom. Dit is overigens de basis voor de medicamenteuze behandeling, tenminste bij aanvang, maar over een lange termijn. Leidt dit niet tot een versnelde uitputting van de bètacellen? Dit is helemaal niet zeker. De insuline index van gefermenteerde melkproducten is nagenoeg dezelfde als die van wit brood. Wanneer aan diabetici aanbevolen wordt bij voorkeur volkorenbrood te eten, heeft men nog niet met zekerheid kunnen aantonen dat het eten van wit brood tot een versnelde toestand van insulinedependentie leidt. Daarnaast mag niet uit het oog worden verloren dat gefermenteerde zuivelproducten een zeer gunstige glycemische index hebben.
Een kwestie van smaak
Een laatste opmerking. In een artikel stelt Dupont het volgende probleem. Er kon worden aangetoond dat gewone melk of verse komkommer de metabolische respons nagenoeg niet wijzigen, terwijl het innemen van gefermenteerde producten of augurken bij het ontbijt de postprandiale glycemie en insulinemie significant doen dalen. Even ter zijde: augurken bij het ontbijt, een kwestie van smaak, ieder zijn eigen keuze
Magali Jacobs,Diëtiste
Referenties
Chlup R et al. Exp Clin Endocrinol Diabetes 2006; 114: 68-74.
Grassi D et al. Am J Clin Nutr 2005; 81: 611-4.
|