Nicolas Guggenbühl diëtist, voedingsdeskundige
" HEALTH & FOOD " nummer 82, Maart - April 2007
|
Fysieke activiteit is voor de sedentariteit wat het dieet is voor de overmaat aan calorieën. Voor diegenen die aan fysieke activiteit doen is er evenwel een wezenlijk verschil: het is een factor van welzijn, terwijl een dieet vaak een bron van frustratie betekent. Minder energie innemen en meer energie verbruiken is dus een mogelijkheid om zwaarlijvigheid positief te benaderen. Dit adagium geldt ook - lees vooral - ter preventie van zwaarlijvigheid. De verminderde fysieke activiteit van de laatste decennia lijkt meer verbonden te zijn met de explosieve toename van zwaarlijvigheid dan de calorie-inname. Overigens is deze laatste de laatste jaren licht afgenomen, maar niet voldoende om het verminderde energieverbruik door fysieke activiteit te compenseren.
Gebrek aan precisie
Een aantal studies wezen reeds op het omgekeerd verband tussen fysieke activiteit en zwaarlijvigheid. Voor kinderen zou dit ook moeten gelden, al zijn deze gegevens niet altijd even duidelijk. Het juist kunnen meten van de fysieke activiteit en/of het bepalen van de vetmassa laat soms te wensen over. Vandaar de belangstelling voor een nieuw Britse studie, uitgevoerd aan de Universiteit van Bristol, bij 5 500 kinderen van 12 jaar oud (1). Het opzet van de studie was het eventueel verband tussen fysieke activiteit en vetmassa te bepalen. Naast het berekenen van de BMI baseerden de vorsers zich hiervoor op objectieve meetmethodes. Voor het bepalen van de fysieke activiteit gebruikten ze een accelerometer, voor het bepalen van de vet- en vetvrije massa gebruikten ze de techniek van de dual X-stralen absorptiemetrie (DXA).
Vooral vetmassa
De auteurs stelden een sterk negatief verband vast, dosisafhankelijk, tussen de objectief gemeten fysieke activiteit en de vetmassa door de DXA-techniek bepaald. Dit verband, dat meer uitgesproken is bij jongens dan bij meisjes, werd zowel voor de totale vetmassa als voor het vet ter hoogte van de romp vastgesteld. Een gelijkaardig verband, hoewel minder uitgesproken, kon worden vastgesteld tussen de fysieke activiteit en de BMI. Een verklaring hiervoor is wellicht te vinden in het feit dat een verhoogde fysieke activiteit aanleiding geeft tot een verhoogde ontwikkeling van vetvrije massa, een ontwikkeling die een invloed heeft op het meten van de BMI. Vermoedelijk is dit ook de reden waarom het verband tussen fysieke activiteit en BMI niet zo eenvoudig te verklaren is als het lijkt.
Obesitas in Europa (2)
De prevalentie van obesitas in Europa bedraagt tussen 10 en 27 % voor mannen en tot 38 % voor vrouwen.
Het aantal kinderen met overgewicht of die zwaarlijvig zijn stijgt in Europa tot meer dan 400 000 per jaar.
In het Europa van de 25 kampt nagenoeg één kind op vier met overgewicht.
De kosten voor zwaarlijvigheid bedragen ongeveer 7 % van de totale uitgaven voor gezondheidszorg.
Obesitas verkort het leven met 9,6 jaar (9 jaar voor rokers).
Intensieve activiteit
Een andere interessante vaststelling uit deze studie is dat intensieve fysieke activiteit zeer nauw negatief gecorreleerd is met de vetmassa, zelfs na correctie voor de totale fysieke activiteit. Het omgekeerde is daarentegen niet waar: na correctie van de intensieve fysieke activiteit, is het verband tussen totale fysieke activiteit en vetmassa niet meer significant.
Deze gegevens tonen aan, althans voor wat deze steekproef betreft, dat intensieve fysieke activiteit, sporten bijvoorbeeld, meer invloed heeft op de vetmassa dan het totaal energieverbruik door fysieke activiteit. De auteurs besluiten hieruit dat (zelfs een bescheiden) verhoging van intensieve fysieke activiteiten, bijvoorbeeld 15 minuten per dag, een aanzienlijke impact kan hebben op de prevalentie van overgewicht en obesitas kan doen dalen. Bevindingen die koren op de molen zijn van het debat 'hoe de zwaarlijvigheid aanpakken'. Is het doeltreffender sportinspanningen aan te moedigen of is het beter de dagelijkse sedentariteit aan te pakken?
Heilzaam, maar niet voldoende
Het verband tussen intensieve fysieke activiteit en een lagere BMI lijkt dus degelijk onderzocht te zijn. Maar dit laat nog niet toe te beweren dat het beoefenen van een fysieke activiteit op zich alleen, voldoende is om een invloed te hebben op de prevalentie van overgewicht tijdens een welbepaalde periode. In deze context werd een grootscheeps onderzoek gevoerd in Finland waaraan 37 084 vrouwen en 34 191 mannen deelnamen. Het opzet van de studie was het verband tussen fysieke, socio-economische status en overgewicht te onderzoeken en dit in de periode van 1978 tot 2002 (3). De steekproef was representatief voor de Finse bevolking met een leeftijd tussen 25 en 64 jaar.
Zoals kon worden verwacht, blijkt uit het onderzoek dat de prevalentie van overgewicht (bepaald op basis van een BMI hoger dan 25) groter was bij fysiek inactieve personen, alsook bij diegenen met een lager opleidingsniveau. De resultaten tonen ook aan dat, tijdens de periode van het onderzoek, de prevalentie van overgewicht lager was zowel bij de mannen als bij de vrouwen die zich op een fysiek actieve manier naar het werk begeven (te voet, per fiets, ...) en dit voor alle groepen, ongeacht het opleidingsniveau. Een verhoogde prevalentie van overgewicht daarentegen kon tijdens de onderzochte periode worden vastgesteld in alle groepen met een welbepaalde graad van fysieke activiteit en opnieuw voor alle groepen van opleidingsniveau. De auteurs besluiten hieruit dat, in de verschillende socio-economische groepen onder de Finse bevolking, het aandeel van de fysieke activiteit niet tot een toegenomen prevalentie van overgewicht leidt. Als algemeen besluit van deze studie kan gesteld worden dat het zeker wenselijk is het beoefenen van een fysieke activiteit te stimuleren, maar dat wellicht ook rekening moet gehouden worden met de energie-inname om verdere toename van het lichaamsgewicht in te dijken.
Sedentariteit doet het kwik stijgen
Het beoefenen van een fysieke activiteit wordt als een positieve factor beschouwd met betrekking tot de cardiovasculaire gezondheid. Fysieke activiteit heeft een positieve invloed op de bloeddruk en dit zowel bij kinderen als bij volwassenen. De impact van sedentariteit daarentegen is minder gekend en niets laat vermoeden dat eenvoudigweg het tegenovergestelde kan beweerd worden. Onderzoekers verbonden aan het Kinderziekenhuis van Philadelphia voerden dienaangaande een grootscheeps onderzoek uit. Er waren 4 500 adolescenten tussen 12 en 19 jaar bij betrokken en de studie kaderde in het National Health and Nutrition Examination dat liep van 1999 tot 2000 (4). De resultaten tonen aan dat een hoge bloeddruk vastgesteld onder de 12- tot 15-jarigen, specifiek gekoppeld was een opmerkelijk grotere tijdsbesteding aan televisie en videospelletjes. Een vaststelling die niet veel goeds voorspelt... Een hoge bloeddruk tijdens de adolescentie wordt als een predictieve factor voor hypertensie op volwassen leeftijd aanzien.
Nicolas Guggenbühl diëtist, voedingsdeskundige
Referenties
Ness AE et al. 2007 ; PLoS Med 4(3):e97
R Madelin, EU Conference « Prevention for Health. Nutrition and Physical Activity - A Key to Healthy Living" from 25 to 27 February 2007 in Badenweiler, Germany.
Borodulin K et al. Prev Med 2007 [Epub ahead of print]
Sugiyama T et al. J Adolesc Health 2007,40 :166-72.
|