" HEALTH & FOOD " nummer 90, Zomer 2008
|
Intestinale infecties van bacteriële, virale of parasitaire oorsprong veroorzaken veel schade aan de intestinale functies, met of zonder diarree voor gevolg. De pathogene enteritische agentia die in het merendeel van de gevallen ernstige diarree veroorzaken zijn onder meer Rotavirus, Vibrio cholera, Shigella ssp, Salmonella spp, EPEC (Enteropathogenic E. coli) en de EAEC (Enteroaggregative E. coli). Het vaststellen van de incidentie en de prevalentie van iedere enteropathogeen is niet eenvoudig. In deze bijdrage is dit niet aan de orde.
Verstoord transport
Een verminderde intestinale absorptie als gevolg van entero-pathogene infecties, is een mogelijke oorzaak van diarree. Dank zij onderzoeken met betrekking tot de pathofysiologie van infectueuze diarree, hebben onderzoekers een aantal fundamentele processen met betrekking tot de cellulaire signalisatie en transport van elektrolyten kunnen verduidelijken. Ook kregen ze een beter inzicht in tal van mechanische paradigma’s bij de wisselwerking tussen infectueuze agentia en de intestinale mucosa. Diarree, veroorzaakt door zowel infectueuze als niet infectueuze agentia, resulteert in een wijziging van het transport van vocht en elektrolyten ter hoogte van de dikke en de dunne darm. Kenmerkend voor diarree is het vochtverlies via de ontlasting. Een secundair effect is de verplaatsing van vocht en de erin opgeloste stoffen in de darm. De absorptie en uitscheiding van de opgeloste bestanddelen zijn bepalend voor de netto opname en secretie ervan. Bepaalde studies onderzochten de gevolgen van de door pathogene micro-organismen gesecreteerde enterotoxines op het ionentransport. Zo activeert het CT (cholera toxine), na fixatie aan de apicale membranen, onomkeerbaar het adenylaat cyclase en verhoogt het CT het AMPc-gehalte ter hoogte van de intestinale mucosa. Het CT en AMPc hebben een gelijkaardige werking ter hoogte van de intestinale epitheelcellen. Ze stimuleren de secretie van actieve CL- ionen door CL- kanalen te activeren of in te voegen in het apicaal membraan van de cryptische cellen. Ze verhinderen daardoor de neutrale absorptie van NaCl door de Na+/H+ en de Cl-/HCO3- uitwisseling te verminderen ter hoogte van het parallelle apicaal membraan van de darmvlokken. Ze brengen evenwel geen wijziging in de Na-absorptie teweeg.
Het A toxine van de Clostridium difficile veroorzaakt diarree door een verhoogde vocht- en elektrolytensecretie. Het NSP4 enterotoxine, afgescheiden door de Rotavirussen en afhankelijk van het calcium, veroorzaakt aanzienlijke schade ter hoogte van de darmvlokken doordat het de absorptie van dissachariden en glucose verhindert.
Verstoorde groei
De opname van voedingsstoffen is van wezenlijk belang tijdens de eerste twee levensjaren van het kind. De impact van de infectueuze morbiditeit veroorzaakt door enteritische pathogenen, houdt verband met hun mogelijkheid om de directe intestinale absorptie te verstoren en diarree te veroorzaken. Hierdoor wordt ook de nutritionele status aangetast. Een herhaling van deze infecties verstoort de gewenste en normale ontwikkeling van het kind. Volgens bepaalde niet gepubliceerde observaties zou vroegtijdige diarree tot een groeiachterstand van 8,2 cm kunnen leiden op de leeftijd van 7 jaar. Daarenboven werden ook andere gevolgen voor de fysieke gezondheid vastgesteld, alsook met betrekking tot de cognitieve capaciteit en de schoolaanwezigheid van het kind. Studies tonen aan dat steeds weerkerende diarree tijdens de twee eerste levensjaren van het kind, in bepaalde gevallen aanleiding kunnen geven tot verlies van intelligentiequotiënt en tot verlies van een schooljaar. Overigens, zelfs wanneer diarree uitblijft, kan een infectie door specifieke enteritische agentia zoals EAEC en Cryptosporidium spp de groeiontwikkeling verstoren. De vicieuze cirkel van de steeds weerkerende diarree leidt tot een malabsorptie en een achterstand in de ontwikkeling. Recente onderzoeken openen diversie opportuniteiten om deze vicieuze cirkel te doorbreken. Vooreerst is er de noodzakelijke erkenning van de impact op lange termijn van herhaaldelijke enteritische infecties, waardoor het besef van een degelijke behandeling ervan is toegenomen. Vervolgens zijn er de ontwikkelingen van nieuwe moleculaire sondes, wat de identificatie van de pathogene agentia vergemakkelijkt, en zo de behandeling doeltreffender maakt. Tenslotte is er nog het onderzoek naar het genoom van de gast en de pathogene bacteriën. De resultaten kunnen aangewend worden om de gevoeligheid voor enteritische infecties te bepalen en zodoende de doeltreffendheid van de behandelingen te verhogen. Een voorbeeld: het APOE4-gen, geassocieerd aan het cardiovasculair risico en de ziekte van Alzheimer, zou een bescherming kunnen bieden tegen de cognitieve schade veroorzaakt door diarree. Onderzoeken hebben aangetoond dat dit gen betrokken is bij het transport van arginine.
Voorkomen en genezen
Wat er ook van zij, men heeft er altijd alle belang bij preventief diarree te voorkomen en zowel de ernst als de duur van de diarree te beperken. Iedereen die betrokken is bij de ontwikkeling van kinderen, ouders en artsen moeten zich daar terdege van bewust zijn.
Reeds vanaf het prille begin
De Redactie
Referenties
Belaiche J. Physiopathologie des diarrhées aiguës infectieuses. Acta Endoscopica 2000; 30: 177-80.
Colton CA, Czapiga M, Snell-Callanan J et al. Apolipoprotein E acts to increase nitric oxide production in macrophages by stimulating arginine transport. Biochim Biophys Acta. 2001; 1535: 134-44.
Petri Jr WA, Miller M, Binder HJ et al. Enteric infections, diarrhea, and their impact on function and development. J Clin Invest. 2008; 118: 1277-90.
Oriá RB, Patrick PD, Zhang H et al. APOE4 protects the cognitive development in children with heavy diarrhea burdens in Northeast Brazil. Pediatr Res. 2005; 57: 310-6.
|