Uit een studie door het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid (WIV-ISP) op vraag van de SPF Volksgezondheid, de Veiligheid van de Voedselketen en het Milieu, blijkt dat volwassen Belgische verbruikers niet zijn blootgesteld aan enig risico door overmatig verbruik van kunstmatig zoetmiddelen via de voeding. Dat geldt ook voor diabetici en voor consumenten die frequent « light » producten gebruiken.
Kunstmatige zoetmiddelen worden voornamelijk gebruikt om suikers te vervangen in « light » producten en ook bij het fabricatieproces van zogenaamde voedingsmiddelen «zonder toegevoegde suikers».
De wetenschappers van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid hebben het gehalte bepaald van zoetstoffen zoals acesulfaam-K (E950), aspartaam (E951), cyclamaat (E952), saccharine (E954) en sucralose (E955) in meer dan 130 representatieve voedingsmiddelen op de Belgische markt.
Deze gegevens werden gecombineerd met nationale data van verbruik om de consumptie te berekenen van kunstmatige zoetmiddelen door de volwassen Belgische bevolking. De vorsers hebben eveneens onderzocht of het toevoegen van tafelzoetstoffen aan koffie, thee of gelijk welke andere bereiding door de consument zelf bepaalde effecten veroorzaakte.
Uit deze studie blijkt dat de volwassenen die regelmatig producten verbruiken waarin deze zoetstoffen aanwezig zijn maximum 17% van de dagelijks aanvaardbare dosis (DAD) van acesulfaam-K innamen terwijl die waarden voor aspartaam, cyclamaat, saccharine en sucralose respectievelijk 5%, 25%, 11% en 7% van de DAD bedroegen. De aanbreng van tafelzoetstoffen was verwaarloosbaar (<1% van DAD).
Joris Van Loco van het Wetenschappelijk Instituut voor Volkgezondheid zegt: «Zelfs bij verbruiken van grotere hoeveelheden voedsel blijven de ingenomen concentraties zoetmiddelen ruimschoots onder de normen opgelegd door de Europese wetenschappelijke adviesraden. Diabetici worden evenmin blootgesteld aan significant hogere hoeveelheden zoetstoffen dan de rest van de Belgische bevolking.»
Daarom hebben de onderzoekers daaruit besloten dat de volwassenen in België niet zijn blootgesteld aan risico’s van een buitensporige consumptie van kunstmatige zoetstoffen via de voeding.
De studie op vraag van de SPF Volksgezondheid, de Veiligheid van de Voedselkelen en het Milieu toont aan dat de consumptie via de voeding van kunstmatige zoetstoffen ruimschoots lager is dan de dagelijkse toegelaten doses bij volwassenen. Maar is dat ook het geval bij kinderen?
De dagelijks aanvaardbare dosis stelt inderdaad een welbepaalde hoeveelheid vast die niet mag overschreden worden per kg lichaamsgewicht. Die DAD zijn dan ook veel lager bij kinderen die trouwens veel zoete producten verbruiken. Het zou dan ook interessant zijn een zelfde studie uit te voeren bij Belgische kinderen om na te gaan of de resultaten gelijkaardig zijn aan die van de volwassen bevolking.