Ondanks de pogingen tot rationalisatie en de oproepen tot beperkt gebruik worden antibiotica nog zeer veel gebruikt, ook maar niet uitsluitend in het ziekenhuis. We moeten goed beseffen dat er veel gelegenheden en terechte indicaties zijn voor antibiotica. Dat geldt ook voor de eradicatie van Helicobacter pylori, waarvan we weten dat daardoor het risico op maagulcus en zelfs maagkanker toeneemt. In de guidelines van de gastro-enterologie wordt dan ook aanbevolen met antibiotica te behandelen in combinatie met protonpompremmers (PPI) en we kunnen moeilijk zeggen dat dit niet gerechtvaardigd is. Maar zelfs in dat geval kleven er aan het voorschrijven van antibiotica inherente risico’s, met name van diarree na antibiotica en van pseudo-membraneuze colitis door Clostridium difficile (Cd). En we mogen dat laatste risico niet verwaarlozen want we merken nu dat die beruchte Clostridium, die recentelijk nog als een essentiële ziekenhuiskiem werd beschouwd, zich uit het ziekenhuis verplaatst en alsmaar vaker in de gemeenschap voorkomt. En de infectie met deze kiem is zeer besmettelijk.
King en Lager (USA) hebben zeer recentelijk nog een meta-analyse over dat onderwerp gepubliceerd. Men zal misschien opwerpen dat het hier over de Verenigde Staten gaat en niet over Europa maar ook al bestaan er inderdaad epidemiologische verschillen tussen beide continenten, en ook tussen Europese landen onderling, toch zijn die verschillen vooral op gebied van courante infectieziekten. De epidemiologie van de besmetting met Helicobacter pylori (Hp) is uitgesproken aan beide zijden van de Atlantische Oceaan en de aanbeveling tot eradicatie met een of meerdere antibioticum(a) in combinatie met een PPI blijven geldig bij ons en in het land van Uncle Sam. We kunnen dus stellen dat de Amerikaanse studie significant is, ook la moeten we de cijfers nemen zoals ze zijn. Dat geldt des te meer omdat de auteurs een zeer uitgebreide populatie hebben onderzocht van niet minder dan 1 010 patiënten opgenomen in een algemeen ziekenhuis in de loop van het jaar 2009. Bij deze patiënten hebben zij een infectiepercentage met Clostridium aangetroffen van 10,4 gevallen/1000. Ook al geven ze toe dat dit minder is dan bij een voorgaand onderzoek in 2008 met 13,1 gevallen per 1 000 opnamen, toch moeten we beseffen dat dit nog lichtjes het percentage overstijgt. Aangezien het gaat om de toestand bij opname, zijn we verplicht om te denken dat dit erop wijst dat de bacterie in de gemeenschap verspreid voorkomt. De epidemiologen hebben zich niet vergist want ze hebben voortaan drie categorieën van infecties met Cd bepaald (zie tabel).
Het profieltype van de patiënt die drager is, is dat van voornamelijk vrouwen en senioren, vooral als er besmetting plaats vindt in het ziekenhuis. Maar wat ons nog meer interesseert in deze studie is dat 82,6% van de besmette mensen een zuurremmende behandeling had gekregen en niet noodzakelijk in het kader van een eradicatie van Hp en dat 79,1% een antibioticatherapie had gevolgd. Maar iets meer dan de helft (51,6%) had beide gekregen. Alleen het gebruik van PPI lijkt al te volstaan om het risico te doen toenemen. De verklaring zou zijn dat de zuurtegraad van de maag ondanks alles een afweersysteem is tegen Clostridium difficile. En als er ook nog een antibioticatherapie wordt gegeven, dan komt die verminderde bescherming bovenop de verstoring van de darmflora. Het evenwicht van die darmflora vormt eveneens een beschermingsfactor met name tegen de bacterie die pseudo-membraneuze colitis veroorzaakt. In een recente studie werd aangetoond dat de bèta-lactamen, clindamycine en de fluoroquinolonen behoren tot de soort antibiotica die het vaakst gepaard gaan met een infectie met Clostridium difficile.
We kennen het belang van het geven van probiotica tegelijk met antibiotica. Toch moeten we eraan denken dat probiotica eigenlijk zelf ook bacteriën zijn en dus ook een doelwit van antibiotica. Daarom wordt dat nadeel uitgeschakeld als we een gist geven want gisten zijn eukaryoten en dus weinig gevoelig voor antibiotica in tegenstelling tot prokaryoten zoals bacteriën. In een recentelijk gepubliceerde meta-analyse door McFarland (USA) werden gerandomiseerde, gecontroleerde dubbelblinde studies gegroepeerd over doeltreffendheid en veiligheid van Saccharomyces boulardii in verschillende indicaties. Op de 31 studies, die werden weerhouden voor de meta-analyse op basis van de vermelde criteria, was de conclusie positief bij 27 ervan wat betreft de doeltreffendheid en de veiligheid. In totaal ging het om niet minder dan 5 029 volwassen patiënten. De preventieve doeltreffendheid tegen diarree na antibiotica in het bijzonder was evident. Het relatieve risico bedroeg 0,47 (p < 0,001). De inname van Sb kan dus warm worden aanbevolen, zo besluit de auteur, voor de preventie van diarree als gevolg van antibiotica. Maar bovendien bleek niet enkel Sb efficiënt bij de antibioticatherapie voor eradicatie van Hp, maar kon ook worden vastgesteld dat Sb op zich het risico op besmetting bij kinderen met 12% verminderde. In andere studies werd het nut ervan ook aangetoond bij andere aandoeningen zoals reizigersdiarree, de ziekte van Crohn, prikkelbaar colon, giardiasis, enz. en ook bij enterale voeding.
Referenties:
King RN, Lager SL. Incidence of Clostridium difficile infections in patients receiving antimicrobial and acid-suppression therapy. Pharmacotherapy 2011; 31(7): 642–648.
Malfertheiner P, Mégraud F, O’Morain M. Guidelines for the Management of Helicobacter Pylori Infection. Eur Gastroent Rev. (Business report) 2005
McFarland LV. Systematic review and meta-analysis of Saccharomyces boulardii in adult patients. World J Gastroenterol 2010; 16(18): 2202-22.