Osteoporose wordt gekenmerkt door een toenemend verlies aan botmassa en een aantasting van de micro-architectuur van het botweefsel. Als gevolg van deze aftakeling stijgt het risico op breuken. Een mogelijke preventieve maatregel bestaat er in de aanbreng van calcium en vitamine D optimaal te garanderen.
Tal van factoren beïnvloeden het ontstaan van osteoporose. Deze manifesteren zich doorheen de ganse levensloop: vanaf de prenatale periode tot op de oude dag. De nefaste gevolgen van osteoporose komen vooral op latere leeftijd tot uiting, met een verhoogd risico op fracturen als gevolg.
Meermaals kon worden aangetoond dat osteoporose de belangrijkste oorzaak is van breuken bij senioren. Osteoporose is in belangrijke mate verantwoordelijk voor een verhoogde morbiditeit en mortaliteit binnen deze leeftijdsgroep.
Bij vrouwen tussen 60 en 64 jaar, lijdend aan osteoporose, stijgt het risico op breuken met 15 % en met nagenoeg 71 % eenmaal de 80 voorbij. Ook bij mannen, hoewel in mindere mate, wordt een verhoogd risico vastgesteld (stijging met 1,6 % tussen 60 en 64 en 19 % ouder dan 80). In het merendeel van de gevallen doen de breuken zich voor ter hoogte van de ruggengraat, heup, pols, ribben, bekken, dijbeenhals en armen.
Het verouderingsproces leidt tot een progressieve afname van de fysiologische reserves van de bejaarde. Daardoor worden ze kwetsbaarder, neemt de spierkracht af en ontstaan er ziekmakend aandoeningen (osteopenie, sarcopenie). Dit verklaart waarom personen op hoge leeftijd zich vaak zeer traag en onstabiel voortbewegen, waardoor het risico op vallen toeneemt met een verhoogd risico op breuken als gevolg.
Er bestaan enkele remedies tegen osteoporose. Niettemin kan door een aantal leef- en voedingsgewoonten in acht te nemen het proces van de leeftijdsgebonden botafbraak afgeremd worden. In het bijzonder geldt dit qua voeding voor voldoende inname van calcium en vitamine D en fysiek actief blijven.
Bij de meeste bevolkingsgroepen, waar ook ter wereld, a fortiori bij senioren, dekt de aanbreng van calcium uit de voeding niet de voorgeschreven behoefte. België maakt hierop geen uitzondering. Aangaande de aanbreng van vitamine D geldt dezelfde vaststelling, mede omdat senioren zicht minder blootstellen aan de zonnestralen.
In 2010 maakte Caryl Nowson een meta-overzicht van de beschikbare literatuurgegevens. De vorser wilde nagaan of een suppletie met calcium en/of vitamine D zinvol is ter preventie van breuken bij senioren. Het resultaat toonde aan dat een ‘gecombineerde therapie’ van deze twee micronutriënten wel degelijk tot een daling van het valrisico bij bejaarden leidt (in functie van de ingenomen dosis, orde grootte 13 tot 28 %). Bijkomend kon een versterking van het beendergestel worden aangetoond, met een daling van het risico op breuken als gevolg.
Gezien de alom verspreide vitamine D receptoren in het lichaam en het aangetoond fysiologisch verband tussen een verhoogde inname van vitamine D en het spiermetabolisme, zijn er goede redenen om aan te nemen dat dit micronutriënt wel degelijk een positieve invloed heeft op een verminderd risico op vallen. Een calcium/vitamine D suppletie is dus heilzaam.
Onderzoek toont ook aan dat een hoge calciuminname een positief effect heeft op een voldoende hoge vitamine D status. Het calcium uit de voeding, samen met vitamine D, beïnvloeden eveneens het fosformetabolisme. Bij de rat kon, als gevolg van een verlaagde calciuminname, een verlaagde vitamine D activiteit in de lever worden aangetoond. Het is dus duidelijk dat enkel een vitamine D verrijking, zonder calciumverrijking, het breukrisico niet doet dalen.
Hoewel kon worden aangetoond dat enkel een calciumverrijking het totaal breukrisico met 10 % doet dalen, leidt het geen twijfel dat een gecombineerde behandeling (calcium én vitamine D verrijking) doeltreffender is. Bij de gezondheidsaanbevelingen voor senioren mag dus derhalve bijzonder aandacht besteed worden aan een voldoende vitamine D en calciumaanbreng.
Weinig mannen en vrouwen halen de aanbevolen hoeveelheden calcium via hun voeding. Calciumrijke voedingsmiddelen (zuivelproducten, calciumrijk water, calcium verrijkte plantaardige producten, …) mogen in hun voeding zeker niet ontbreken. Wanneer de aanbevolen hoeveelheden niet via hun voeding gedekt worden, moet een calciumsuppletie overwogen worden.
Om aan de behoefte aan vitamine D te voldoen, zijn de voedingsbronnen ontoereikend. Het grootste deel van onze vitamine D voorziening is immers afkomstig van een endogene reactie, met name door de inwerking van de UV-straling van de zon op de huid. Gezien senioren vaak onvoldoende rechtstreeks met het zonlicht in contact komen, gezien hun vaak beperkte mobiliteit, dringt een vitamine D suppletie zich beslist op.