.
 

Archieven> N°86 > artikel
article précédent image suivante

Antibiotica: ongewenste nevenwerking voorkomen

Door het gebruik van Saccharomyces boulardii (S. boulardii), een gistcel, kan de incidentie van een antibioticakuur geïnduceerde diarree beperkt worden als een infectie met de bacterie Clostridium difficile (C. difficile).

Dr. J. Andris

" HEALTH & FOOD " nummer 86, Januari 2008

het artikel drukken
In normale omstandigheden verkeert de intestinale flora in een toestand van evenwicht. Neutrale, goedaardige en kwaadaardige bacteriën leven er vreedzaam onder elkaar omdat er een toestand van onderlinge competitie heerst. Wanneer bifidobacteriën zich bijvoorbeeld snel ontwikkelen, scheppen ze een omgeving die minder gunstig is voor de groei van pathogene micro-organismen. Dit is onder meer het gevolg van een verlaging van de pH in de darm.

Kwetsbare flora
Bepaalde bijzondere toestanden, zoals bijvoorbeeld de inname van antibiotica, stellen de darmflora bijzonder op de proef. Antibiotica hebben tot doel specifieke bacteriën uit te schakelen. Hierdoor wordt echter ook het bacterieel evenwicht in de darmen verstoord. De inname van antibiotica is niet altijd te vermijden, waarbij dan ook de bifidobacteriën vernietigd worden. Dit leidt tot een wijziging van de zuurtegraad in de darm en is het pad vrij gemaakt voor de ontwikkeling van minder nuttige of zelfs ongewenste bacteriën. Soms is het gebruikte antibioticum niet werkzaam tegen deze schadelijke bacteriën of heeft er zich een resistentie tegen gevormd. Niet zelden leidt het ontstane onevenwicht tot diarree of tot een proliferatie van pathogene micro-organismen.

Het bijzonder statuut van gisten
In normale omstandigheden bedraagt het aandeel van gisten op het totaal aantal aanwezige micro-organismen in de darm niet meer dan 1 %. Ze bevatten nochtans bijzonder interessante probiotische eigenschappen. Vooreerst weerstaan ze aan een relatief zure pH, waardoor ze gemakkelijker de gastro-duodenale pH doorkomen, een zuurtegraad die in principe nefast is voor bacteriën. Ze komen dus een vrij grote getale in het colon terecht. Een ander onbetwistbaar voordeel van gisten is dat ze niet door antibiotica worden aangetast. Gisten zijn daarom hét probioticum bij uitstek wanneer het toedienen van antibiotica onontbeerlijk is. De doeltreffendheid bij de behandeling van antibiotica gerelateerde diarree van de probiotische, gelyofiliseerde gist S. boulardii (Enterol®), is algemeen gekend. Verder is het besluit van een meta-onderzoek overduidelijk: S. boulardii is het enige probioticum dat effectief werkt bij de preventie van C. difficile-geïnduceerde diarree.

Focus op Clostridium difficile
C. difficile is één van de bacteriën die resistent is tegen tal van antibiotica. Een besmetting met deze bacterie veroorzaakt diarree, maar kan ook aanleiding geven tot ernstige nosocomiale infecties bij kwetsbare groepen zoals bejaarden of immunogedeprimeerde patiënten. Sinds enkele jaren werd een nieuwe stam van de C. difficile geïdentificeerd, het type 027. Deze specie is resistent tegen antibiotica als cephalosporinen, clindamycine en fluoroquinolonen, en wordt verantwoordelijk geacht voor een aanzienlijke toename van sterfte. Klassieke behandelingen met metronidazole of vancomycine hebben nagenoeg geen impact op het type 027. Er wordt dan ook intensief gezocht naar alternatieve oplossingen, waarbij het gebruik van probiotica hoopgevend blijkt te zijn. Onderzoek heeft uitgewezen dat het gebruik van S. boulardii doeltreffend is om het hervallen van C. difficile-geïnduceerde diarree te voorkomen.

Aan de vooravond van een nieuwe preventie
De rol die goedaardige bacteriën spelen bij het in stand houden van het evenwicht tussen de soorten bacteriën in de darmflora, is genoegzaam gekend. In dit verband spreekt men van een microbiële interferentie. Blijkbaar geldt deze interferentie ook voor gisten en virussen. In deze wetenschap is het toekennen van een preventieve rol aan goedaardige bacteriën, dus ook aan probiotica, maar een kleine stap. Er is al heel wat onderzoek op dit domein verricht, overigens met positieve resultaten, onder meer in verband met diarree. Toch zijn de resultaten soms nog te veel uiteenlopend, omdat de methodologie, de gebruikte bacteriestammen, de bestudeerde aandoeningen of de evaluatiecriteria moeilijk of niet vergelijkbaar zijn. Dit maakt dat de resultaten zeker niet zomaar veralgemeend kunnen worden. Men dient zich alsnog te baseren op de onderzoeksresultaten van één bepaalde bacterie, toegespitst op de preventie van één bepaalde aandoening en dit in een duidelijk afgebakende populatie (kinderen, senioren, ...). Ook de toegepaste evaluatiecriteria moeten voor iedere studie afzonderlijk duidelijk omschreven en gekend zijn.
We kunnen enkel hopen dat het onderzoek zal verdergezet worden, wat overigens ook gebeurt. Wellicht zullen hieruit nieuwe bevindingen resulteren, die het wel mogelijk zullen maken algemene conclusies te trekken. Misschien opent dit deuren voor nieuwe preventieve acties of zelfs nieuwe therapeutische behandelingen. Wat er ook van zij, indien blijkt dat de hierboven aangehaalde beschouwing over de voeding van onze verre voorouders relevant is, zou dit alleen maar een terugkeer naar de bron betekenen.


Dr. J. Andris

Referenties

Czerucka D, Piche T, Rampal P. Aliment Pharmacol Ther 2007; 26: 767-78.
McFarland LV. Am J Gastroenterol 2006; 101: 1-11.
Thompson I. Age Ageing 2007; Nov 22 [Epub ahead of print].
Pépin J et al. Am J Gastroenterol 2007; 102: 2781-8.
Kuijper EJ, Van Dissel JT, Wolcox MH. Curr Opon Infect Dis 2007; 20: 376-83.

hoog van bladzijde


Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés