" HEALTH & FOOD " nummer 95, 2009
|
Voor de intestinale hydrolyse van lactose is het enzyme lactase nodig. In principe maken zuigelingen en jonge kinderen dit enzyme in voldoende mate aan. Naarmate de jaren vorderen, daalt de aanmaak progressief, dermate zelfs dat volwassenen weinig tot zelfs geen lactase meer aanmaken. Sommige kinderen maken helemaal geen lactase aan. Dit geldt als een congenitale afwijking die zelden voorkomt. Bij lactose-intolerantie wordt de lactose niet afgebroken, wat aanleiding geeft tot diarree. Niet te verwarren met koemelkallergie. De etiologie en fysiopathologie van deze aandoening is verschillend. Hier gaat het om een reactie van het immunitair systeem ten aanzien van melkeiwitten, wat in de meeste gevallen aanleiding geeft tot braken. Deze twee aandoeningen moeten op een totaal verschillende wijze worden behandeld.
Welke aandoening is het?
Lactose bestaat uit een molecule glucose en een molecule galactose die met een zuurstof aan elkaar verbonden zijn. In de darm wordt het door lactase gehydroliseerd. Ook tal van micro-organismen kunnen lactose fermenteren. Tijdens de eerste levensmaanden neemt een kind aanzienlijke hoeveelheden melk in, moedermelk, koemelk, of van andere diersoorten. Al deze melksoorten bevatten aanzienlijke hoeveelheden lactose. Na enkele maanden wordt de voeding meer gedifferentieerd en neemt de melkconsumptie geleidelijk af. Het lichaam reageert daarop door minder lactase aan te maken. Dit proces zet zich gestadig verder, dermate dat op de volwassen leeftijd nagenoeg geen of zelfs helemaal geen lactase meer wordt aangemaakt. Op volwassen leeftijd wordt lactose afgebroken door de intestinale flora. Dit geeft aanleiding tot vorming van gassen, zuren en water. Het zijn deze nevenproducten die bij lactose-intolerantie aanleiding geven tot de klassieke reacties: opgezet gevoel, darmkrampen, diarree. 20 % van de Belgische bevolking lijdt aan deze vorm van intolerantie. De niet gesplitste lactose geeft aanleiding tot diarree doordat de darmlumen inwendig vocht onttrekken. 4 % van de kinderen tussen 0 en 3 jaar en 1,5 % van de volwassen populatie is allergisch aan koemelkeiwitten. Vaak verdwijnt de allergie tussen het 2de en 3de levensjaar. De symptomen kunnen zich vanaf de eerste melkfles, maar ook na enkele weken of maanden manifesteren. De allergie wordt veroorzaakt door een reactie van het immunitair systeem ten aanzien van de eiwitten aanwezig in de koemelk. Dit vertaalt zich in gastro-intestinale ongemakken (braken, in 50 tot 80 % van de gevallen); huidaandoeningen (eczeem, 10 tot 39 %); ademhalingsstoornissen (19 %). In de ergste vorm kan de reactie aanleiding geven tot een anafylactische shock.
Testen op de tweede plaats
Er bestaan klinische testen om te achterhalen of patiënten lijden aan lactose-intolerantie of ze allergische zijn aan melkeiwitten. Hoewel deze testen een zeer duidelijke diagnose stellen, komen ze vaak pas in tweede instantie aan bod.
Een test bestaat er bijvoorbeeld in om de hoeveelheid waterstof in de adem te bepalen. Bij de test wordt aan de patiënt lactose toegediend. Wanneer een aanzienlijke hoeveelheid waterstof vrijkomt, wijst dit er op dat de lactose gefermenteerd werd door de intestinale darmbacteriën en kan de arts besluiten dat de patiënt intolerant is.
In een andere test wordt de bloedsuiker gemeten na de opname van een hoeveelheid lactose. In geval de lactose door het lactase wordt afgebroken, zal een meer glucose vrijkomen en door de darm geabsorbeerd worden. Uiteindelijk stijgt ook de glycemiewaarde in het bloed. In geval uit de bloedanalyse blijkt dat de glycemie niet stijgt, wijst dit er op dat de lactose niet werd afgebroken, en is de persoon in kwestie intolerant.
Een allergie voor koemelkeiwitten wordt door middel van huidtesten achterhaald. Koemelk bevat meer dan dertig verschillende soorten eiwitten, allemaal potentiële allergenen. In het merendeel van de gevallen zijn de huidtesten positief wanneer de IgE’s oorzaak zijn van een allergische reactie. Het bepalen van de specifieke IgE-eiwitten in het bloed, laat toe het veroorzakend eiwit te achterhalen. De eliminatie-provocatietest kan uitsluitsel geven of de patiënt al dan niet allergisch is aan koemelkeiwitten. Uit onderzoek blijkt evenwel dat slechts in 8 tot 30 % van de gevallen met een vermeende allergie voor koemelkeiwit, bepaald door klinisch onderzoek en/of biologische tests, de diagnose bevestigd wordt. Het uitvoeren van de provocatietest is niet zonder risico, het risico op een anafylactische shock is niet denkbeeldig. Dergelijke testen moeten zeker in een klinische omgeving uitgevoerd worden.
Hoe voorkomen?
Een etiologische behandeling van lactose-intolerantie bestaat niet. De aandoening is het gevolg van een fysiologisch falen om het enzyme lactase aan te maken, en niet het gevolg is van een pathologie. Lactase in poedervorm is verkrijgbaar in de apotheek. De doeltreffendheid van de tabletten verschilt evenwel sterk van patiënt tot patiënt. De eenvoudigste profylactische maatregel is de inname van lactose te vermijden. Er zijn tal van producten beschikbaar op de markt die de stempel ‘lactosevrij’ dragen.
De behandeling van een allergie voor koemelkeiwit bestaat ook hier in het vermijden van melkeiwitten van bovine oorsprong. Het dieet schrijft vervangproducten van melk voor waarvan de eiwitten extensief werden gehydroliseerd. Een allergie tegen deze hydrolysaten is evenwel niet uitgesloten. In 1 tot 2 % van de gevallen stelt de arts een allergische reactie vast, vermoedelijk te wijten aan de aanwezigheid van peptiden in bepaalde caseïne-hydrolysaten of eiwitten van het lactoserum, met een moleculair gewicht hoger dan 5.000 Dalton. Het volledig bannen van deze eiwitten is niet evident. Uit onderzoek blijkt dat koemelkeiwit in twee op zeven gevallen van een anafylactische shock bij volwassenen, het veroorzakend agens is. Eiwitten van bovine oorsprong zijn vaak ongeweten aanwezig in tal van culinaire bereidingen, zalven voor uitwendig gebruik of medicatie.
De Redactie
Referenties
http://www.ikwilmelk.be/
In het Nerderlands. Geraadpleegd in february 2009.
http://www.allergienet.com/
In het Frans. Geraadpleegd in february 2009. |